(English translation: scroll down!)
Vermoeid slofte hij door het palmbos. De zon stond hoog aan de hemel en brandde vervaarlijk, maar hier in de schaduw van de dikke laag vlezige bladeren was het relatief koel. Op een broeierige manier dan, maar in ieder geval niet zo heet als op het open pad richting de stad. Het opwaaiende stof van de weg kleefde aan zijn nieuwe rode sandalen en kroop in elk huidplooitje van zijn tenen. Dat zijn voeten nog geen twee uur geleden zorgvuldig waren gewassen en geolied door de huisslaaf van Marcellus was niet meer te zien.
Hij zuchtte. Het was een vermoeiende vergadering geweest. Zoals gewoonlijk waren dezelfde grapjes over zijn gestalte weer over tafel gevlogen en had hij net als altijd schaapachtig mee gelachen, alsof het hem niet deerde. Maar dat deed het wel. Maar geen haar op zijn hoofd wat er aan dacht om ook maar iets van zijn pijn of frustratie te laten merken. Ze konden lachen wat ze wilden, maar hij was het die hen orders gaf, niet andersom.
De zachte bries die het bladerdek boven hem deed ruisten tilde de zware geur van de balsem bossen verderop met zich mee. Normaal gesproken kon hij wel genieten van dat luxe parfum wat de rijkdom van zijn stad benadrukte. Maar vandaag deed al die rijkdom hem niets. Zelfs de rozentuinen waar hij, op weg naar huis, doorheen liep, konden zijn ogen niet strelen.
Hij was moe.. Hij was hét moe. Hij was het spuugzat dat niemand ook maar enig respect voor hem kon opbrengen. Het interesseerde niemand hoe hij zich voelde, wat al dat gepest en al die achterklap met hem deed.
Het was altijd al zo geweest. In zijn kinderjaren was al snel duidelijk geworden dat hij niet goed groeide. Naar traditie had het hele dorp gedacht dat zijn gebrek kwam omdat God een appeltje met hem te schillen had en langzaam aan, naarmate de jaren vorderde werd hij steeds meer gemeden, werd er steeds meer achter zijn rug om gekletst. Het had niet lang geduurd voor hij door had gehad dat hij er in het leven helemaal alleen voor stond. En dus had hij geleerd dat hij vóór alles vooral aan zichzelf moest denken. Als hij niet voor zichzelf opkwam, wie dan wel? Dus had hij zich opgewerkt, niet door zich af te beulen in de balsemgaard, niet door zware handarbeid in 1 van de vele tuinen,.. hij had zijn kansen schoon gezien toen de Romeinen hem ronselden. En hij had de mensen in zijn stad teruggepakt voor al die pesterijen. Ze hadden in zijn lengte een zonde gezien, een zondaar zou hij ze geven. En nu was hij rijk en had het helemaal gemaakt. Nouja, financieel gezien dan. Want niemand wilde vriendjes zijn met een tollenaar. En al helemaal niet met de baas van al die lijkenpikkers. De roddel en achterklap was nooit opgehouden en dus ging ook hij door met zijn sluwe handel en afpersing. Het ene kwaad hield het andere in stand.
Hij was in ieder geval rijk, maar had niemand om zijn rijkdom mee te delen. Te midden van de menigte van deze oeroude stad was hij alleen. Eenzaam tot op het bot, en dat allemaal omdat hij zo gebrekkig klein was gebleven…
“Kom op, sneller, straks is Jezus alweer weg! ” Twee straatschoffies stoven hem voorbij richting de poort van de stad, vrolijk gillend naar elkaar. Jezus? Kwam Jezus naar Jericho? Zacheüs versnelde zijn pas, hij had al zoveel gehoord over deze wonderlijke man. Het werd steeds drukker op de weg. Snel sloeg hij een achterafpaadje in, in de hoop om via wat steegjes de menigte te kunnen vermijden. Zijn korte benen droegen hem zo snel hij kon. Als hij nou maar een glimp van Jezus zou kunnen opvangen. En net op het moment dat hij bedacht dat zijn ellendige korte gestalte hem zelfs het zicht op deze rabbi zou ontnemen zag hij de grote Esdoorn aan de kant van de weg.
Even twijfelde hij, het was ver beneden alle waardigheid voor een man van zijn positie … hij besloot dat het hem niet kon schelen… Met zijn gebrek en met al die mensen die hem toch al niets gunden zou hij Jezus nooit te zien krijgen wanneer hij niet als een kind die boom inkroop. Mensen dachten toch al te min over hem dus dit kon er nog wel bij. Hij had de boom nodig om op Jezus te kunnen zien. En dus hees hij zich tak voor tak omhoog en verstopte zich in het bladerdak.
En Jezus zag hem. Niet gewoon een vluchtig kijken. Jezus zag hem echt. En Hij noemde hem bij naam alsof Hij hem echt kende. Jezus kende hem. En meer nog; Jezus las hem niet te les, gaf hem niet op zijn sodemieter, veroordeelde hem niet zoals de rest van de stad … Jezus wilde bij hem komen eten. Niet zomaar even een praatje maken, maar echt even samen zijn. Zacheüs wist niet hoe hij het had. Zo snel zijn benen konden klom hij uit die boom. …
Met de komst van rabbi Jezus werd de vicieuze cirkel van uitsluiting en uitbuiting doorbroken. Het enige wat Zacheüs altijd al wilde werd hem gegeven; hij werd gezien. Niet zijn buitenkant. Jezus zag wie hij diep van binnen was en wat hij werkelijk nodig had; een klein vrijgevig jongetje wat erbij wilde horen. Hij was niet langer alleen. Jezus was bij hem. Hij kon eindelijk zijn wie hij werkelijk was. Het verleden deed er niet meer toe. Geld, welvaart en status werden onbelangrijk. En dat allemaal doordat hij het lef had gehad om, ver beneden alle waardigheid, toch in die boom te klimmen, zoekend naar een kans om op Jezus te kijken.
Wie of wat is jouw boom die je helpt om op Jezus te kijken?
(Lukas 19:1-10)
(Meer bijbeljournaling of andere creativiteit van mijn hand: volg me op instagram, facebook of youtube. )
Tired as he was, he shuffled through the forest. The sun, high in the sky was burning dangerously, but here in the shade of the thick layer of palm leaves it was relatively cool. In a sweltering way, but at least not as hot as on the open path towards the city. Blown up dust from the road clung to his new red sandals and got into every fold of skin on his toes. Less than two hours ago his feet had been carefully washed and oiled by the house slave of Marcellus, well it didn’t show anymore.
He sighed. It had been a tiring meeting. As usual, the same jokes about his stature had flown across the table and he had, as always, laughed sheepishly, as if it didn’t hurt him. But it did. But not for a brief moment he thought about showing any of his pain or frustration. They could laugh at whatever they wanted, but it was he who bossed them around, not the other way around.
The gentle breeze that rustled the foliage above him lifted the heavy scent of the balsam groves. Normally he could enjoy the luxurious perfume that emphasized the wealth of his city. But today all that wealth didn’t bother him. Even the exquisite rose garden on his way home couldn’t caress his eyes.
He was tired. It tired him to the bone that no one could show him any respect. Nobody cared how he felt, what all the bullies and all that backbiting did to him. It had always been like this. As soon as the villagers noticed that he didn’t grow as he should’ve as a child they had mocked him. Traditionally, the whole village had thought that his lack of posture was because God was punishing him because of a sin, and slowly, as the years went by, they avoided him more and more, talking behind his back. It hadn’t taken him long to realize that he was all alone. And so he had learned to take care for himself. If he didn’t stand up for himself, then who would? So he had worked his way up, not by tormenting himself in the groves, not by hard manual labor in the many gardens … he had seen his chances when the Romans recruited him. And he started to punish the people in his town for all the years of harassment. They had seen a sin in his height, a sinner he would give them. And now he was rich and wealthy. Well, financially. Because nobody wanted to be friends with tax collectors. And certainly not with the boss of those corpse picks. The gossip and backbiting never stopped, so he continued his cunning trade and extortion. One evil perpetuated the other.
He was rich, but had no one to share his wealth with. He was alone in the crowd of this ancient city. Lonely to the bone, all because he was so imperfectly small …
“Come on, faster, or Jesus will be gone again! Two street bastards rushed past him towards the gate of the city, happily screaming at each other. Jesus? Did Jesus come to Jericho? Zacchaeus quickened his pace, he had already heard so much about this wonderful man. The roads got busier. He quickly turned into a back alley, hoping to avoid the crowd through some alleys. His short legs carried him as fast as he could. If only he could catch a glimpse of Jesus. And just as he thought that his wretched short stature would block even the view of this rabbi, he saw the huge sycamore tree on the side of the road.
For a moment he hesitated, it was far below the dignity for a man of his position … but in the moment he decided he didn’t care any longer … The town couldn’t care any less and he would never see Jesus when he wouldn’t crawl in that tree like a child. People thought too little about him anyway so this could be added to their list. He needed that tree to be able to look upon Jesus. And so he pulled himself up branch by branch and hid in the canopy of leaves.
And Jesus saw him. Not just a cursory look. Jesus really saw him. And He called him by name as if He really knew him. Because He really knew him. And even more; Jesus did not lecture him, did not give him a fuss, did not condemn him like the rest of the city… Jesus wanted to eat with him. Not just having a chat, but really being together. As fast as he could, he climbed out off that tree. …
With the arrival of Rabbi Jesus, the visual circle of exclusion and exploitation was broken. The only thing Zacchaeus always wanted was to be seen. Not just his outside. Jesus saw who he was deep down and deep within and noticed what he really needed; Jesus saw the little generous boy who wanted to belong. From that moment he no longer was alone. Jesus was with him. Finally he could be who he really was.
And it all started because he had the guts to climb that tree in the hope to be able to see upon Jesus.
Who or what is your tree that helps you to see upon Jesus. Do you have the guts to climb it?
Luke 19:1-10
(More (bible)creativity from my hand: follow me on youtube, facebook or instagram.)
Geef een reactie