Wie ben ik wanneer niemand kijkt? Wie ben ik wanneer niemand let op wat ik doe?
Bij haast alles wat ik doe hou ik er rekening mee dat er over mijn schouder wordt meegekeken. Dat er mensen zijn die een oordeel over me vormen aan de hand van dat wat ze van me zien. Helaas heb ik de negatieve kant daarvan dermate intens ervaren dat ik bijna niets meer durf. Tenminste, dat waarin in mezelf juist kan of ‘moet’ laten zien, dat waarin ik mezelf kan uiten, hetgeen waar ik me met hart en ziel ik kan ‘verliezen’… daar schrik ik van terug.
Ik zing niet meer (niet dat ik het kon maar op zondag in de kerk genoot ik er eerder wel altijd van… nu mag dat hele blok wat mij betreft overgeslagen worden.).
Ik was graag druk bezig en dacht met plezier overal in mee – geen haar op m’n hoofd die er nog aan denkt me ergens voor in te zetten.
Ik was een mensenmens, sociaal, enthousiast vol passie. Nu is m’n wereldje klein en zit ik het liefste thuis. Vriendschappen (de diepgaande soort) zijn, vrees ik, niet meer aan mij besteed…
Ik kon mezelf helemaal kwijt in het schilderen – ik hou bijna geen penseel meer vast.
Ik hou van schrijven, mijn gedachten toevertrouwen aan papier (PC / Blog), maar heb continue een writers block omdat ik veel niet meer durf of wil zeggen.
Ik heb me er een poos schuldig onder gevoeld. Maar die fase is gelukkig voorbij. Ik vind het allemaal wel ‘best’. … Alsof ik ipv een Martha nu meer een Maria ben geworden …
En toch blijft ergens die drive… de wens om gehoord te worden. Maar dan gehoord zonder veroordeling die erop volgt en omdat ik niet beter weet dan dat deze altijd wel ergens volgt hou ik liever m’n mond, voer ik liever geen klap meer uit.
Wie ben ik wanneer ik niets meer doe? Wie ben ik wanneer niemand kijkt? Wat blijft er van me over?
Ik denk gelijk aan 1 Petr 2:9 en 10 waarin staat dat we een heilige natie zijn, een koninklijk priesterschap een volk van God … Een tekst die ik altijd heel mooi heb gevonden (blogde er eerder al over) en die iets zegt over de status waarmee je als christen bekleed bent. Een tekst die je eigenlijk leert dat je trots mag zijn op jezelf …. maar het is ook een tekst die me in een groep plaatst… Wie ben ik zonder die groep?
Ik ben ‘gewoon’ Gods maaksel (Efeze 2:10). Iets wat Hij ooit bedacht heeft, een idee wat in Zijn hoofd ontstond en waarvan Hij vond dat het goed genoeg was om uitgevoerd te worden. Goed genoeg dus, anders had hij het niet gemaakt. Ik hoef niks te doen. Ik ben niet wat ik doe. Ik ben niet waar ik leef, ik ben niet hoe ik denk. Ik ben niet wat anderen van me denken. Ik ben Zijn maaksel. En wanneer anderen me veroordelen, is dat indirect een veroordeling aan Zijn adres…
Ik ben deel van Hem – in Hem geborgen. (Kol 3:3) Dus ben ik wie ik ben, net als Hem.
Hoe komt het dan dat het zo niet voelt?
(Nav Hartschrift blz 26 van Coby Kremer)
Geef een reactie