Jacob vs Israël

(Scroll down for English translation)

Het leek wel alsof er een smet op hem lag. Hoe kan je een kind nou een naam geven waarbij iedereen denkt aan een dief? En dat alles vanwege iets wat hij tijdens het geboren worden had gedaan. Alsof hij toen bij volle verstand was. Zijn broer was het eerst geboren, harig als hij kwam werd hij Esau (behaard) genoemd. Maar met het eruit komen had hijzelf klaarblijkelijk de hiel van zijn broer gegrepen. Alsof hij eerst had willen zijn, alsof hij toen al dacht aan het eerstgeboren recht. 

God had voor hun geboorte een profetie over hen uitgesproken; haar zoons zouden rivalen zijn, beide zouden aan het hoofd van een natie staan maar de oudste zou uiteindelijk de jongste dienen.  Was dit wat ze noemden ‘self fulfilling prophecy’? 

Logisch dat hij met die naam jaloers was geweest op zijn broer. De broer die overal goed in was. Die door vader werd gekoesterd als ‘ de grote jager’. Had hij anders kunnen handelen dan dat hij deed? Esau had zijn geboorterecht al verspeeld met de linzensoep. Hoezo was hij dan de bedrieger toen hij de zegen in ontvangst nam in plaats van Esau?

Hielgrijper hadden ze hem genoemd. Oftewel bedrieger, dief. Jakob.

Het leek een eeuwigheid geleden. Intussen was hij 2 vrouwen en kinderen rijker. God had hem veel gegeven. Zelfs een nieuwe naam. Hij had er flink om gevochten; een dergelijk gevecht had hij nooit meer gevoerd. Het was alsof hij, destijds, een worsteling met zowel zichzelf als met God gevoerd had. Dus had hij na afloop om een zegen gevraagd.  Die zegen kwam in de vorm van een nieuwe naam. Een naam vol van belofte. Israël; God strijdt. God heerst.

Het was een eyeopener gebleken en tegelijk ook niet. Hij had in zijn leven zo geworsteld met alles en iedereen. Zo moeten vechten om zijn plek. En met deze naam zei God eigenlijk ‘Jij hoeft niet te strijden. Dat doe ik. Ik, jouw God, ik strijd. Ik ben degene die heerst. Niet jij. Ik ben degene die jouw weg baant, niet jijzelf, want het houdt niet op met jou.’   Deze naam, met de belofte dat God voor hem zorgen zou, dat Hij de toekomst in de hand had zelfs tot ver na zijn dood, had hem gesterkt in het tegemoet treden van zijn broer. Het onderling strijden met Esau was opgehouden. Maar daarmee niet de worstelingen des levens. Zijn dochter was tot schande gebracht en daarmee kwam ‘gedoe’ in alle hevigheid terug, en vanaf dat moment waren ook zijn zoons verwikkeld in de strijd.  Nu stond niet alleen hij – tot in de verre omgeving- bekend als een bedrieger, maar ook zijn zoons. Hij was bang geweest voor hun veiligheid. Had gevreesd dat ze als stam volledig weggevaagd en gelyncht zouden worden.

Maar God had hem bij zich geroepen. God had herhaald dat hij dan wel ‘ Jakob, bedrieger’ heette, en dat hij onder die naam bekend stond. Maar God herinnerde hem aan Zijn beloften; Hij zou voor hem strijden. God zou zijn weg banen, ook al zag Jakob dat zelf niet. Het verleden – de Jakob- zou in schril contrast staan met de toekomst – Israël. 

Vanaf dat moment lukte het hem- met vallen en opstaan- om te blijven zien, hopen en geloven op die beloften. De hielgrijper, de dief en de bedrieger waren niet de rollen die God voor Hem had weggelegd. Hij was Israël; degene waarvoor God strijdt.  En ja er waren momenten dat hij verviel in zijn oude gedrag; dat hij de beloften uit het oog verloor en zich weer Jakob waande. En velen zagen – net als hijzelf in de spiegel- slechts de man, en niet de belofte.

Maar hier lag hij nu op zijn sterfbed. Zijn zoons rond hem verzameld.

“Kom en luister, zonen van Jakob, de man, luister naar je vader Israël,  luister naar de belofte, naar dat wat komen gaat.” (Genesis 49:2)

Hij was Jakob, de man. En de man zou sterven. Maar hij was ook Israël; het volk en de belofte. En God zou nooit ophouden met strijden.  Telkens wanneer zijn namen geschreven of genoemd zouden worden, mocht duidelijk zijn dat ieder mens de neiging zou hebben om zelf voor zijn plek te vechten maar dat alleen God, de Eeuwige, zou heersen. De eigen geschiedenis zou in contrast staan met de beloften en de toekomst die Hij in Zijn hand houdt.

Want God was er altijd al bij, is er nu en zal er zijn.  Toen, nu en dan.

Als de Heer het lot van zijn volk ten goede keert, zal Jakob juichen, Israël zich verheugen.  Psalm 14:7

Meer biblejournaling van mijn hand vind je op mijn instagram. Biblejournaling printables met mijn tekeningen zijn te verkrijgen via Lucinde haar webshop.

It was as if there was a blot on him. How could they’ve ever given him an name that made everyone think of a thief or a deceiver? All because of something he had done while being born. As if he was fully responsible for that. His brother was the first born, hairy when he came out he was called Esau (hairy). But when he himself got out, he apparently grabbed his brother’s heel. As if he had wanted to be first, as if he was already thinking about the right of the  firstborn.

Before they were born, God had prophesied to this mother; her sons would be rivals, both would lead a nation one day, but the oldest would eventually serve the youngest. Was this what people called “self-fulfilling prophecy”?

It was only logical that he’d been jealous of his brother. The brother which was good at everything. Their father cherished “the great hunter”. Could he have acted differently than he did? Way before his biggest so called deception Esau had already lost his birthright with lentil soup. Who should be called the real supplanter?

They had called him a heel grabber. Cheater, thief, supplanter.

It seemed an eternity ago. In the meantime, he married 2 women and many children richer. God had given him a lot. Even a new name. He had wrestled  for it; in a wau he never fought again. It was as if,  at that time, he had struggled with both himself and God. So he asked for a blessing afterwards. The blessing was given in the form of a new name. A name full of promise. Israel; God is fighting. God rules.

It turned out to be an eye opener and at the same time he couldn’t see more than before. In his life he had struggled so hard with everything and everyone … He never was given anything by chance, always had to fight for his place. And with this new name, God actually said “You don’t have to fight.” I will. I am your God, I will prevail. I’m the one who reigns.  Not you. I am the one who is paving your way, not you, because it does’nt stop with you. ” This name, with the promise that God would take care of him, that He controlled the future far after his death, had strengthened him in meeting his brother after all those years.  The conflict with Esau had ceased. But not the struggles of life. His daughter was brought to shame and with that, the fighting and struggling came back in full force, and from that moment on his sons were involved. Now he surely was known as the cheater, also his sons. He had been afraid of their safety. Had feared that they would be wiped out and lynched as a tribe.

But God reached out to him. He repeated that at birth he was given the name of a “deceiver,” and was known by that name. But God also reminded him of His promises; He would fight for him. God would make his way, even though Jacob himself wouldn’t see. The past – the Jacob – would be in contrast to the future – Israel.

From that moment on he succeeded – by trial and error – in continuing to see, hope and believe on those promises. The heel grabber, the thief and the supplanter were not the roles that God had set aside for Him. He was Israel; the one for whom God fights. And yes there were times when he fell into his old behavior; that he lost sight of the promises and and there were moments he looked at himself as Jacob again. And many saw – just like he did in the mirror – only the man, not the promise.

But here he was, laying on his deathbed. His sons gathered around him

“Come and listen, sons of Jacob, the man, listen to your father Israel, listen to the promise, to what is yet to come.” (Genesis 49:2)

He was Jacob, the man. And the man would die. But he was also Israel; the people and the promise. And God would never stop fighting. Whenever his names were written or mentioned, it would be clear that every person could tend to fight for his own place, but that only God, the Eternal one, would reign. Men’s own history would always be in the shade of His promise; the future in His hands.

Because the Almighty always was, is and will be.

When the Lord restores the fortunes of his people, let Jacob rejoice, let Israel be glad.  Psalm 14:7

(More bible journaling on my instagram. Go to Lucinde her webshop when you’ld like to purchase some biblejournaling printables with my drawings. I used a photo I found on Pinterest as an inspiration for my journaling but can’t seem to find the photographer so can’t tag him / her. )

Omhoog ↑