Martelgrafie – van hel naar hemel

 

 Met 20 mg oxacepam achter de kiezen en gehuld in het lichtblauwe designerpakje van MCH lig ik relatief relaxed in het ziekenhuisbed wat door een zwijgzame broeder door de gangen gehobbeld wordt. Ik ben onderweg naar de afdeling radiologie voor een discografie. Ik heb het koud. Het is een flinterdun dekentje wat mijn zomers geëpileerde benen bedekt. Maar hé, ze zijn glad! En relatief bruin dankzij een stel lampen dus ik hoef me wat dat betreft niet te schamen als ik zo half naakt op een tafel lig. 

“Tot straks” zegt de kerel en hij verlaat me voor de volgende patiënt. Daar lig ik dan. Ik kijk naar de lege rij stoelen rechts van mij en naar de kale muur aan links. Af en toe sloft een verpleger langs en een paar patiënten lopen in en uit de deur waarboven radiologie staat. 

Eindelijk komt een knappe jonge gozer me halen en rijdt me tot naast de CTscan. Voorbereidend praatje, vriendelijke stem, geduldig krijg ik alles nogmaals uitgelegd en de dokter wordt er nog even bijgehaald voor wat vragen van mijn kant. Maar intussen besluiten mijn zenuwen koppig om de oxacepam te negeren en stromen ze met malende gedachten ongegeneerd door mn bloedbaan. Het gaat pijn doen. Dat weet ik, heeft de arts duidelijk genoeg gezegd. En niet zo een beetje pijn ook, verdoven kan niet. 

Hel! Brandende pijn. Een messteek. En weer die vlammen. Ze zouden toch in mn ruggewervel prikken?  En niet met een mes? M’n hoofd in het kussen, m’n handen in mn haar. Letterlijk zowel als figuurlijk. Zoute tranen vermengen zich met m’n mascara en mn tanden bijten zich dwars door het papier vast in de stof eronder. 

Het antwoord komt zonder woorden: ik voel hoe de niet zo dunne naald zich door mijn vlees een weg baant richting de hoogbejaarde discuswervel L5S1.  Nog meer waterlanders.  De naald trekt zich even terug, een stikkend gevoel tot ik besef dat ik m’n adem inhield. Lucht. 

De plank waarop ik lig schuift dieper de scan in om vrij vlot weer terug te keren. Ik hoor stemmen maar ook weer niet. De naald beweegt weer. En nog een keer. En weer een keer. Gezucht en gesnik; ik weet niet van wie welk geluid komt. Een paar handen planten zich tussen de wervels en daar waar de naald mijn lijf binnendringt en proberen de naald te sturen, dwars door huid- en vetlaag heen.  Pijn!

Gewroet, gerommel, intense druk, brandende steken, het gaat eindeloos door. Ik voel me een kind wat onbehoorlijk gestraft wordt en ergens vaag in mijn achterhoofd hoor ik het kleine meisje in mij vragen waarom ik het toesta.  Ze jammert maar haar verdriet wordt overstemd door het gezoem van de CT-scan en de stemmen achter mij. 

Waar ben ik? Wie staat er achter mij? Ik hoor dat ze wat tegen me zeggen maar versta ze niet. Ze zijn te ver weg. Verdoving? Nog een keer? Die mocht ik toch niet? Maar de pijn is allesoverheersend, ik laat ze doen. Gehoorzaam blijf ik zo stil mogelijk liggen maar wanneer ik in mij het brandende staal tegen mn botten voel schrapen trappelen m’n benen als van een klein onmachtig kind.  Het besef dat de echte pijn nog moet komen doet mij me diep in mezelf begraven. Maar ik moet het doorstaan. Ik knijp mn ogen dicht, bijt me vast in het kussen en trek aan m’n haar. 

Elke vorm van tijdsbesef verloren geven ze het martelen ineens op. Met teleurgestelde blik vertelt de beul zacht dat het ze niet lukt. M’n wervels staan te dicht op elkaar, er kan geen naald meer tussen.  Op het moment dat ik wat tissues en water aangereikt krijg besef ik dat ik schaamteloos aan het huilen ben.  

Het is mislukt. Ik mag even bijkomen en word vervolgens de hel weer uitgerold. “U wordt zo weer opgehaald.”  

Ik wil Jurgen. Hij is maar 8 verdiepingen van mij verwijderd maar de afstand voelt hartverscheurend eenzaam. In een vlaag bedenk ik dat ik hem kan bellen maar ik lig hier, in een een kanten boxer en een lik-me-vessie designerjurk met rode ogen en mascaravegen all over the face. 

 

Ik probeer m’n tranen te bedwingen. Dit was de enige manier om te ontdekken of een operatie kon. Het was een laatste strohalm. Moet ik dan maar leren leven met alle beperkingen en pijn? Ik ben 37 en wil nog zoveel kunnen… Ik wil dat Jur me komt troosten. Maar moet wachten op de broeder die me weer naar boven zal brengen. Intussen borrel ik over van zelfmedelijden en een gevoel van intense verlatenheid.

Maar dan is daar een dame van ergens in de zeventig. Witte broek, blauw jasje, sprankelende lach en lieve meelevende ogen. “Ik zie dat het je niet gaat, slecht nieuws gehad? Huilen mag hoor.” En ik huil. Ik huil terwijl zij mijn hand liefdevol streelt en  me zacht troostend toespreekt tot ik eindelijk bedaar. 

“Hoe heet u?” “Carla, Carla van der Zwan.”  

Al zou ik haar naam niet onthouden, ik zal nooit vergeten dat een engel me kwam troosten.  

Ik zat in de hel maar God gaf me een stukje hemel. 

iphone + tale kanaäns = goede preek

psalm 71Vanmorgen heb ik in de kerk de hele tijd op mijn iphone gezeten. Mogelijk dacht menigeen dat ik weer eens een nieuw verslavend spelletje was begonnen, maar nee, dat was niet het geval. De spreker was niet één van mijn favorieten. En hoewel hij qua inhoud altijd een zeer degelijke preek levert, is zijn sombere insteek en vooral ouder taalgebruik (aka tale Kanaäns) in mijn geval behoorlijk afleidend. Zoon 1 omschreef het voor de preek alsvolgt: “Oh nee, is dat die kerel die voorleest uit die hele oude vertaling en dan in die taal verder praat?”  Euh, ja, dat is die man.

Bij zin 2 – na het voorlezen van een behoorlijk ‘boeiend’ stuk uit Jeremia – fluisterde zoon 2 dat hij al was afgehaakt. Vergeef me mijn heidense kinderen, ze moeten het met mij als voorbeeld doen.

Dus, om te voorkomen dat ik de hele tijd afgeleid zou worden door de wat ouder wordende woordenschat en het puberale geschuifel en gefluister aan mijn rechterzijde, wilde ik ‘meeschrijven’. Pen en papier is zó 2013 dus sprong mijn iphone zomaar – geheel uit het niets vanuit mijn tas recht in mijn typegrage vingers.

 

Het bijbelgedeelte was al voorgelezen. Nu ben ik de laatste tijd wel aardig ‘fan’ van Jeremia vanwege zijn uitbundige klaagpartijen (iets wat bij God dus ook welkom is). Maar, tja, het gedeelte – in eerste instantie zomaar uit de context geplukt- was kaal, emotieloos, feitelijk en tja … nou niet bepaald tot mijn hart sprekend. (Jeremia 52:1-12 en 31-34)

De uitleg die volgde was wel sterk.  Echt, ik kon het alleen maar volgen omdat ik meetikte op het mini-toetsenbordje in mijn verwondde handen (heb geklust deze week). Dus hemel zij dank voor de gadgets van deze tijd.

Het boek Jeremia, en dat vooral het laatste hoofdstuk is inderdaad heel emotieloos en feitelijk. Het was de bedoeling ook niet om in dit boek te vertellen over hoe erg e.e.a was, hoeveel leed de mensen moesten ondergaan, hoeveel verdriet het deed dat … Die emoties: het huilen, het uitschreeuwen van onbegrip, het jammerlijk weeklagen, het uiten van dat wat hij en het volk diep van binnen voelde beschreef Jeremia al in het boek klaagliederen. Er was dus absoluut wél tijd en ruimte om al die negatieve gedachten en al die pijn, om dat te uiten naar God. Alleen niet in hetzelfde boek. In het boek Jeremia wil de schrijver duidelijk maken wat de feiten waren om zo te laten zien wat er werkelijk gebeurde: wat de oorzaken en het gevolg was van eea., hoe het verleden tot het heden had geleid en welk toekomstperspectief dit met zich mee bracht. Overzicht. Het boek Jeremia gaat om overzicht.

 

Is dat niet wat wij als mensen soms het meest nodig hebben wanneer we in het diepst van onze pijn zitten? Dat er én tijd en ruimte is om onze emoties te uiten maar dat er ondertussen ook feitelijk, alles op een rij gezet wordt zodat we overzicht hebben in dat wat gebeurde, hoe we tot de situatie waar we in zitten kwamen en dat we weer perspectief op de toekomst krijgen?

 

Voorafgaand aan de preek werd een stukje uit Psalm 71 voorgelezen. Jammer genoeg alleen maar het ‘leuke’ gedeelte. In deze Psalm is iemand aan het woord die zijn leven lang op God vertrouwde al ging dat niet zonder slag of stoot: Hij was in handen gevallen van wrede overheersende mannen (v4), er werd over hem geroddeld en tegen hem gespannen (v10), hij zat in levensbedreigende situaties (v11)… Hij voelde God echt niet altijd even dichtbij., hij smeekt God zelfs dat Hij niet te ver weg moest zijn, of dat God hem alsjeblieft te hulp zou komen – maw hij ervaarde geen hulp – (v11-12). Hij bidt niet om kracht zodat hij zijn vijanden kan ‘vergeven’ (oo- wat een slecht gristen – owja – het was waarschijnlijk ‘gewoon’ een Jood). Hij uit zelfs de hoop dat God zijn tegenstanders te schande zal doen staan (v13) …  Maar zodra de psalmist zijn grieven heeft geuit kan hij weer de feiten op een rij zetten. Door de feiten ziet hij weer de rode draad in zijn leven: vertrouwen in en op God.  Het is de combi van zowel de emoties als de feiten die maakt dat hij weer zicht heeft op de toekomst. Een toekomst waarin zowel emotie als hoop een plekje krijgt:

 

Mijn tong zal heel de dag van uw gerechtigheid spreken: wie mijn ongeluk zoekt, zal te schande staan. (Psalm 71:24)

 

Dit is precies de boodschap die Jeremia mij vandaag gaf – middels een door oud taalgebruik doorspekte preek.

 

(Jammer genoeg kunnen we die tekst vanavond niet zomaar op ons voetbalteam plakken :B)

 

Geef aub een ons geduld bij dat pakje boter…

huilend kind2Ik ben in tijden niet zo opgefokt thuis gekomen. Voor wie denkt dat het komt doordat ik lekker door de wijk kan scheuren in mn 1.07-bakkie met giga knallende hard rock muziek die door de speakers dendert: nope, daar ligt het niet aan. Man wat een takkewijf vreselijk mens daarnet bij de Lidl.

Veel moest ik niet hebben dus haast ik me zonder karretje door de rijen naar het vriesvak, onderwijl snel wat blikjes energy in m’n tasje kwakkend. (Wees gerust, bij de kassa haal ik alles keurig uit m’n tas om af te rekenen.) Met de lievelingstaart van zoon 2 in m’n handen graai ik nog ff wat feta en kruidenkaas uit het schap en loop met grote passen naar de kassa. Ondertussen word de achtergrondmuziek de hele tijd overstemd door een huilend kind van ik schat een jaar of 6. Ik had het amper door, tot de vrouw voor me er een zogenaamd terloopse opmerking over maakt. De moeder negeert het kind én de opmerking terwijl ze stug alle boodschappen in haar kar laadt. Het mens tussen ons in wipt van het ene been op het andere, rikketikt met haar vingers op de band, zucht een paar keer opvallend en kijkt in het rond wie allemaal ziet hoezeer ze zich ergert aan die jankende kleine.

Wanneer de moeder klaar is geeft ze vriendelijk doch kordaat een hand aan het kind en loopt stilzwijgend naar buiten. Ondertussen bliept de kassa en richt de kassière zich vriendelijk naar de volgende klant; dat heu vreselijk ongeduldig mens (ja ik hou me in). Haar glimlach vervaagt snel wanneer de behoorlijk volslanke dame met warrige pluizenbol haar betoog afsteekt: “Als dat mijn kind was geweest …”

OMG ik denk dat ik ontplof!!… Hoe schandalig het was, belachelijk, dat ze het kind buiten had moeten laten staan of op z’n minst even flink had moeten aanpakken bla bla. ‘Hou je in.’ Spreek ik me inwendig streng toe. ‘Hou je in.’ Ze rekent af en omdat de kassière haar onzeker negeert begint ze uit te halen naar de mensen in de rij naast ons. Hetzelfde commentaar herhaalt zich van voor af aan. ‘Oh boy. Hou je in Saar!’  En dan begint er een onbekende ouwe tang mee te lullen over hoe schandalig het is, de kids van tegenwoordig. De ene vrouw bekt en klaagzangt tegen de andere. Ik kan ondertussen niet afrekenen omdat de kenau vrouw voor me nog in de weg staat met al haar bombarie. En dan gebeurt het; ik hou het niet meer.

“Jij weet helemaal niets. Jij weet niet of haar oma net is overleden. Jij weet niet of het kind een handicap heeft of ze pijn heeft. Jij weet niet of vader het thuis net is afgebold of erger …. Jij weet helemaal niets, dus hou je oordeel voor je en koop liever wat geduld.”

Ik sta te trillen op m’n benen. Het is muisstil. De kassa verderop bliept een paar keer terwijl ik afreken.  Wanneer ik naar buiten ga glimlacht de kassière weer.

 

 

foto van deze blog gepikt.

Omhoog ↑