Van Sotsji naar christelijke pornografie

123 dames schaatsenHet dames 1,2,3tje van de 1500 meter is net olympisch ingehuldigd. Het ontroerde me zowat. Ergens kwam er een soort van plaatsvervangende trots bovendrijven. En ik ben niet eens Nederlander – maar met mijn inlevingsvermogen en integratiegehalte is – wat dat betreft – niets mis.

Omdat ik de afgelopen dagen nogal negatief was over het Reformatorisch dagblad dacht ik ff te kijken wat zij online postten over de fantastische prestaties van deze dames. Mogelijk kon ik iets positief bespeuren en daarover bloggen. Maar niets. Nee, echt NIETS. Nu heb ik geen papieren versie en heb ik geen abo maar dan nog … niets? Is het omdat de dames de zondagsrust met de voeten getreden hebben? (De Schrift spreekt overigens over Sabbatsrust wat echt niet op zondag valt – maar das detail – dergelijk foutje vergeven we ze nog wel, toch?)  Anyway, ik dacht dat ze er vandaag wel wat over zouden zeggen maar niet dus. Jammer.

Maar nu ik toch op de site zat gleed mijn blik over een headline – in eerste instantie (vergeef me) las ik ‘Christelijke pornografie’ . Mijn interesse was onmiddellijk gewekt.  Heu – vanuit theologisch perspectief natuurlijk. Maar er stond wat anders. “Christelijke opvoeding wapen tegen strijd pornografie” kopte het stukje.  Het bleek zelfs een redelijk lezenswaardig artikel over de strijd tegen pornografie en hoe je daar al in de opvoeding mee kan beginnen (met de strijd er tégen, niet met de pornografie uiteraard :B). Het zal niemand vreemd in de oren klinken dat ik het er niet helemaal mee eens was; ik zou ik niet zijn als ik geen kritiek had. Maar mijn commentaar is van milde aard deze keer.

Ik ben het in zoverre met de schrijfster eens dat je niet moet dweilen met de kranen open, dat je soms beter de oorzaak kan onderzoeken en aanpakken dan je elke keer weer te richten op individuele gevallen.  Waar ik een beetje voor terugdeins is om het probleem bij een gebrekkige – geloofsarme – opvoeding te leggen. Pornoverslaving is een probleem van zowel  christenen als niet-christenen.  En voor wie denkt dat de christenen in deze problematiek in de minderheid zitten heeft het mis. Opvoeding of geloof is niet de enige ‘bron’ waarnaar gekeken dient te worden.  En je opvoeding kan nog zo goed zijn … een kind gaat uiteindelijk zijn eigen weg.

Het artikel neigt een beetje naar het zoeken van externe motivaties. Er worden,  buiten het kind of de persoon om, redenen gezocht om een bepaald gedachtegoed op te leggen.   Op te leggen. Dat is het gevoel wat ik er een beetje bij krijg, maar dan kan mijn allergie zijn. Als we nou eens beginnen met porno niet als ‘probleem’ te bestempelen maar beginnen met het streven om  ‘gezonde seksualiteit’ te onderwijzen en te promoten. Niet ergens ‘tegen’ maar ergens ‘voor’ zijn is een heel andere houding. (Coming from me, I know. Ik van iedereen ben zo tégen gristenen die overal tégen zijn… :B)

Anyway – van Sotsji naar pornografie lijkt ws. een overdreven grote gedachtesprong. Hoewel: er zijn verschillende sporters die al uit de kleren gingen, plus er zullen vast ook pornoverslaafde atleten tussen zitten en on top of it all  zijn er chevron-types die ik zelf graag uitkleed…  Chevron – ik ben er nog steeds niet overheen. Wat dacht die ontwerper? Nee, het Nederlandse team mag blij zijn met hun stylist! Prachtige outfits; modern, de juiste kleuren, mooie vormgeving en leuke, typerende ‘Neërlandische’ mutsen.  En dan zien we onze dames (ja, nu spreekt de nederlander in mij) op het podium met hun dikke plakken goud, zilver en brons … stralend in hun oranje outfit. Niemand die nog denkt: kleren maken de man en zo weinig mogelijk kleren de vrouw!

Noot: Foto van deze site

imperfecties horen bij het ontzaglijke wonder van ons bestaan (Ps 139)

psalm 139Psalm 139 staat op mijn hartschriftmenu en de vraag is wat deze bijbeltekst mij zegt.

Natuurlijk staat niet de hele Psalm beschreven, enkel verzen 1 t/m 6. In dit stukje omschrijft de psalmist hoe goed God hem (ons) kent; alles wat we denken en doen heeft God al gezien nog voor we het hebben gedacht of gedaan.  Mooi maar onvolledig. Helaas gebeurt het vaak in ons evangelische wereldje, dat alleen het easy gedeelte gelezen wordt en dat waar ‘we’ niks mee kunnen wordt achterwege gelaten…

Wat mij aanspreekt is het geheel van de psalm;  dat het juist geen zoetsappig halleluja-verhaaltje is.  De psalmist – Koning David – heeft veel meegemaakt en laat in dit deel van de bijbel zien dat het leven niet altijd een happy clappy gebeuren is. In vers 11 toont David dat je als gelovige ook depressieve gevoelens kan hebben en dat je soms ook het idee kan hebben dat het voor jou allemaal niet zo nodig meer ‘moet’.  Maar zelfs in die emotie (of je het voelt of niet) is God heel nabij.

Vers 19 toont ons dat je je in je geloof heel eenzaam kan voelen of dat je juist een afkeer kan krijgen van mensen die God bespotten. Natuurlijk is het niet de bedoeling dat we als christenen gaan samenklieken en anders-gelovigen buitensluiten, toch gebeurt het omdat we ons bij anderen onveilig kunnen voelen. Soms zo onveilig dat je een hekel aan ze krijgt.  Voor wie denkt dat dit niet geldig is voor hem of haar: hoe denk of spreek je over Marokkanen, Polen, Bulgaren, over atheïsten of gewoon de mensen die je niet tot ‘jouw slag’ rekent? Accepteer je discriminatie of racisme; misschien niet in de grote lijnen, maar wat als het om moppen of zogenaamde ‘waarheden’ gaat?

Anyway. David worstelde ermee. Ook de grote koning die door God “Een man naar mijn hart” genoemd werd had een hekel aan sommige mensen.  Niet zomaar een hekel; hij haatte ze! Maar zelfs met dat soort gevoelens voelt hij zich veilig bij God – Die wist immers al dat hij zo dacht.  David kent zijn plaats. Hij is zich bewust van zijn fouten maar hij benoemt ze openlijk en vraagt God hem te bewaken voor (nog meer) misstappen.

Wat zegt deze tekst mij? Dat het ok is om sombere emoties te hebben. Dat het normaal is om de dingen soms ietwat zwartgallig te zien.  Dat het logisch is dat je niet iedereen te vriend wil houden. Dat het leven niet altijd rozengeur en maneschijn is.

Iemand (ik) die uit eigen ervaring weet wat depressie is, leest niet zomaar een halleluja-hef-je-handen-dans-verhaal in deze psalm. Die leest (ook) een getuigenis van iemand die diep in de ellende heeft gezeten en juist vanuit die pijn beseft wat het betekent dat God je kent en dat jij Hem kent.  Als we de pijn van het leven negeren of ontkennen, negeren of ontkennen we ook Zijn aanwezigheid in die momenten. Voor mij is dit een psalm die oproept tot erkenning, berusting, aanvaarding en acceptatie. Een psalm die leert dat ‘wonderbaarlijk” zowel mooie als minder mooie dingen inhoudt en dat ook onze imperfecties horen bij het ontzaglijke wonder van ons bestaan.

opzouten – over hygroscopische christenen

Zout – het geeft extra smaak en het maakt dat bederfelijke waar langer houdbaar wordt omdat het bacteriën doodt… Maar waarom geeft het smaak en wat maakt dat zout dingen langer houdbaar maakt?

Er zijn vele soorten zout, maar alle zout is hygroscopisch; het trekt water aan. Het onttrekt bijvoorbeeld het vocht aan vlees; door gebrek aan vocht kunnen bacteriën niet overleven en daardoor blijft het vlees langer houdbaar.

Tafelzout geeft voeding extra smaak.

‘Kosjerzout’ is zout wat gebruikt wordt om vlees ‘Kosjer’ te maken.  Nadat het vlees geweekt heeft, wordt het met zout ingewreven om de laatste restanten onrein bloed eruit te halen.

Strooizout maakt dat ijs weer ontdooit tot water.

En dan staat in de bijbel dat christenen het zout der aarde zijn… Wat maakt dat christenen ‘smaakmakers’ zijn? Wat maakt dat ze de wereld langer houdbaar maken? Wat maakt dat ze bij machte zijn iets onrein, rein te maken? Wanneer kunnen ze ijzige harten ontdooien?

De kracht van het zout zit in het hygroscopische aspect. Christenen horen het ‘levend water’ aan te trekken. Ze horen het goede in anderen naar boven te halen. Ze horen de wereld te laten zien hoe God haar bedoeld had, nog voor het slechte ‘bacteriegedrag’ de kans kreeg alles te bederven.

“Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft,” zo zegt de Schrift.’

‘levend water’ was in de tijd van Jezus een uitdrukking waarmee je aangaf dat je drinkwater niet uit een stilstaande poel kwam, maar uit een frisse, stromende bron. Water uit een stilstaande poel was vaak lauw en vol ziektekiemen. Levend water is dus water waarin ‘het slechte’ geen kans krijgt.

Christen geloven in de redding die Jezus brengt en daarom zullen er – zo zegt Johannes- rivieren van levend water uit hun hart stromen… Het (levende) water wat in hen opborrelt is zuiver en rein. Daarom hebben ze de mogelijkheid om onreinen, zondaars,  te ‘wassen’ om zo rein en zuiver te maken…

Helaas heeft zout zo ook haar nadelen. Zout kan klonteren. Het papt aan elkaar en komt niet meer afdoende in contact met het eten. Zout verliest dan haar kracht. De smaakmaker wordt dermate overheersend dat het smakeloos wordt. Christenen ‘klonteren’ ook wel eens. In kliekjes drommen ze dan op zondag bij elkaar, om ook door de weeks niet in contact met de wereld te treden. Hun ‘smaak’ wordt overheersend en stoot af in plaats van dat het aantrekt…

Het teveel aan zout hoort in het lichaam door de nieren gefilterd te worden. Het teveel aan zout wordt dan gezien als een afvalstof en wordt verwijdert … het lichaam krijgt meer behoefte aan water, om het zoutgehalte in het lijf te verdunnen. Te meer christenen er in de kerk zijn … des te meer ze ernaar horen te verlangen om met het Levend water in contact te treden met de wereld … Blijft het teveel aan zout in het lijf, wordt het lijf opgeblazen en vermoeid en gaat het steeds minder functioneren.

Wanneer de bijbel het heeft over ‘het zout der aarde’ bedoelt het dat we als christenen in contact horen te treden met die aarde. Niet dat we moeten samenklonteren…

Zout – wat voor zout ben jij? En hoe zorg jij ervoor dat je niet samenklontert?

Afschaffing Collecte wegens heidens gesnater der gelovigen

Bij deze doe ik het (waarschijnlijk aanstootgevende doch dringende) verzoek om de collecte op zondag af te schaffen.  Sinds jaar en dag valt het me op en steeds meer stoort het me dat dit moment in de dienst verworden is tot het moment waarop al kwebbelend even in de portemonnee gegraaid wordt om n paar onbeduidende muntjes te vinden die al even kwebbelend en onnadenkend in de collectezak worden gedropt.

Let er zondags maar een keer op. Vanaf het moment dat de zangleider (of ouderling) het woord ‘collecte’ in de mond neemt lijkt het wel alsof er een kinderlijke zucht van verlichting door de zaal gaat van ‘Ja we mogen weer iets zeggen’ om vervolgens ongeremd het wel en wee van de week te bespreken. “Oh, wat heb jij een mooie portemonnee” “Ja, gister gekocht tijdens het prijzencircus van de V&D. Koopje!” “Zeg, heb jij trouwens …” “Nee, ik dacht van …” kwebbel kwebbel kwebbel…

 

Laatst was het zo erg dat toen de zangleidster tijdens de collecte een stuk uit de Schrift wilde voorlezen, NIEMAND luisterde! Ik zag haar even een paar keer twijfelend wachten. Nog een keer zeggen dat ze een tekstgedeelte wilde lezen, weer wachten (ik dacht zowat hardop “Niet beginnen! Niet lezen! Vertik het!) maar uiteindelijk – tijdens het heidense gesnater der gelovigen werden Gods Woord gesproken. Geen kip die aandacht had. De enkeling die dat wel had, kon met al het getater geen klap verstaan.

 

Wanneer de collecte een moment is waarin we de verleiding van afleiding niet kunnen weerstaan. Waarom verplaatsen we dit moment dan niet naar ná de dienst? Dan is er alle tijd om gezellig te kletsen. ‘Collecte’ komt van het woord Koinonia wat ook wel vertaald kan worden als ‘fellowschip’ of ‘gemeenschap’ oftewel een moment om betrokkenheid te tonen. Wanneer je werkelijk betrokkenheid wilt tonen dan hoort daar uiteraard gepraat bij. Dan vraag je naar hoe het gaat, waar de ander mee zit, wat ze nodig hebben, hoe je kan bijdragen… Maar: in onze kerk is de collecte in 75% van de gevallen voor zendelingen – en aangezien die er niet zijn – kan men ín de dienst moeilijk mondeling betrokken zijn met ze. De betrokkenheid betreft dan meer elkaar. En hoezeer dat ook van belang is – niet tíjdens de dienst – wanneer (uit) Gods Woord gesproken wordt.

 

Ik stel dus voor dat we de collecte afschaffen. Nee, niet de betrokkenheid, die verschuiven we gewoon naar daar waar die reeds staat: na de dienst bij de koffie. (Noot achteraf: of gewoon door de weeks bij elkaar thuis.)

De collecte mag wat mij betreft plaats maken voor de offergave. Offergave – prosphora – heeft te maken met iets- wat van jezelf is – afstaan, ‘0pofferen’.  Iets opofferen kost moeite. Daar moet je over nadenken, je over bezinnen. Opofferen betekent ook  toewijden. Dat gaat niet gepaard met respectloos gezwets.  Het moment dat je iets heel bewust afstaat wat van jezelf is, is een moment van toewijding. Een moment tussen jou en God.  Dat past wél in de dienst. Ik denk eerlijk gezegd dat de zendelingen hier ook een stuk blijer van worden. Wanneer er niet meer onnadenkend een paar losse muntjes bij elkaar gesprokkeld worden, maar er gedegen nagedacht wordt over wat nodig is en wat een welgevallig óffer zou zijn … wedden dat er méér in de zak beland?

 

Dus ik stel voor: al vergist de ouderling of zangleiding zich door ‘collecte’ te zeggen, in plaats van ‘offergave’, laat dat aangekondigde moment voor ieder van ons een moment zijn van stille bezinning. Het is een ogenblik waarin we met God kunnen overleggen wat en hoeveel we van ons eigen vermogen afstaan om Hém te dienen op financiëel vlak.

Wanneer je buurman of buurvrouw gezellig begint te kletsen, reageer dan met een stille handwenk en gebaar dat je reeds in gesprek bent – maar dan met de Vader. Na de dienst zou je kunnen uitleggen waarom je reageerde zoals je deed… Lastig? Misschien, maar wel een stuk respectvoller richting de Vader!

 

Dus: Stop die collecte: Start de offergave!

 

 

collectief versus individueel: groeien in geestelijke functionaliteit

Even voor de duidelijkheid; met mijn blog van gister wil ik niets afdoen aan het individuele aspect van ‘geloven’. Het mag duidelijk zijn dat geloven begint in je eigen hart en dat iedereen verantwoordelijkheid draagt om zich als individu dicht bij de Vader te weten.  Dat is ook de reden dat we een ‘gezin’ zijn. Ieder op zich heeft zijn talenten, zijn eigen inbreng, zijn eigen nukken, z’n eigen wijze van in relatie gaan met de Vader. Maar samen ben je een gezin en hoor je je aldus te gedragen.

Helaas hopen (en verwachten) we vaak dat ieder gezin (lees kerk) perfect is. De waarheid toont ons echter een geheel ander beeld. Steeds meer dysfunctionele families doen onrecht aan het mooie goed wat God ons erin gaf: eenheid en geborgenheid. Een plek waar het collectieve een must is, waar een gezin een plek hoort te zijn waar je je thuis voelt bij elkaar. Het is vaak verworden tot een plek van onmin en verdeeldheid. We denken elkaar door en door te kennen en veroorloven ons nogal eens teveel vrijheden voor wat betreft kritiek en zelfs laster. Grenzen zijn vaak ver te zoeken…

 

Misschien heeft het wel te maken met de individualisering van de maatschappij waar we ons als kerken teveel door laten beïnvloeden. Ieder kind moet zichzelf volledig kunnen ontplooien, en die zelfontplooiïng staat haast equivalent voor vrijheid. Ongebreidelde vrijheid. Terwijl kinderen juist zoveel nood hebben aan grenzen. Grenzen leert een kind omgaan met tegenslag. Grenzen leren kinderen nieuwe wegen zoeken. Grenzen maken kinderen creatiever. Grenzen maken kinderen dankbaarder.

Een kind wat altijd alles maar mag kan geen waarde meer hechten aan alle mogelijkheden en kansen. Een kind wat alles krijgt vindt spullen zo vanzelfsprekend dat het vertikt erom te willen werken. Een kind wat alles op een presenteerblaadje aangeboden krijgt weet niet hoe het creatief moet denken om zelf e.e.a. voor elkaar te krijgen.  Een kind wat met regelmaat ‘nee’ te horen krijgt, toont zich dankbaarder wanneer het een ‘ja’ ontvangt. Een kind wat grenzen kent, leert de grenzen van een ander vlugger accepteren.

Een kind werkelijk liefhebben, betekent dat je grenzen stelt.

 

Zo ook in de kerk. Nu is het niet zo dat ik terug wil naar ‘vroeger’. Naar de tijd waar de dominee met ontzag bejegend werd en zelden van zijn pied-de-stal kwam. “Elk voordeel heb ze nadeel” zei Cruijf eens (of was het andersom??), en ik ben me bewust dat ‘vroeger’ echt niet ‘beter’ was in alle opzichten. Maar ‘nu’ is dat absoluut ook niet.

 

Ik zou een hele lijst kritiek kunnen opsommen over hoe kerklui zich tegewoordig kunnen gedragen. Ervaring genoeg zou ik zeggen … maar dan zou het weer draaien om mij. Ik mag het gister dan wel gezegd hebben; “Geloven is iets collectief”. Maar ik heb er zelf verdraaid veel moeite mee.  Het zijn juist vaak de ‘kerklui’ waarop ik afknap. Tenminste afknapte, want nu geef ik ze er weinig kans meer toe: Als ik naar de kerk ga, ga ik zo laat mogelijk – ga via de achteringang naar binnen – en verlaat de dienst als eerste door dezelfde deur. Het liefst niemand meer gesproken. Ik zit niet meer in een kring, doe ‘niets’ qua bediening, ga nooit naar de studieavonden of gebedsdiensten … Hoe zit het dan voor mij? Gods huisgezin is vaak zó dysfunctioneel!

 

Ik ben geneigd vele excuses aan te dragen. Allerlei redenen waarom ik denk gelijk te hebben om me zo ‘afzijdig’ op te stellen. En ik moet eerlijk bekennen dat ik een aantal van die redenen nog echt goed vind ook. Bijvoorbeeld: als iemand je afschiet, en je hebt een geestelijke kogelwond, moet je de tijd nemen om te herstellen. Je kan niet blijven rondlopen en langzaam doodbloeden – daar heeft niemand wat aan. Of wat dacht je van deze: Als je weet dat iemand ‘armed and dangerous’ is – en je eerder al een klap verkocht – dan zoek je het gevaar toch niet op? Of ‘als een gezin écht dysfunctioneert – dan wordt het kind toch uit huis geplaatst.?’ … erg he?

Dit is nou precies waar ik het gister over had toen ik schreef over ‘bonje’ met je broers of zussen. Oh, ik geef grif toe dat mijn relatie met God een flinke deuk opliep toen ik dat ene kritische briefje in de bus kreeg, of de walgelijke mail in mijn inbox … of die ene opmerking naar mijn hoofd geslingerd kreeg. Mijn boosheid en verdriet had direct zijn weerslag op mijn geestelijk leven. Daarom ging ik ook niet meer naar de kerk, las ik niet meer in de bijbel en had ik God in de wacht gezet. Ik had mezelf even ‘uit huis’ geplaatst.

 

Nu ben ik weer on speaking terms met ‘Hem’. Meer dan dat: ik ben me door persoonlijke – heel individuele- relatietherapie (met God wel te verstaan) – bewust geworden van het feit dat ik me moet leren voegen naar Zijn wil, ondanks het gedrag van mijn broers en zussen… En dat ik soms een ‘Nee’ moet leren slikken. Of een ‘Je moet’. Dat was dan ook de reden dat ik de stap zette om op zondag wél weer naar de kerk te gaan. Of om wél een verzoenend gesprek aan te gaan terwijl de zin zeer ver te zoeken was.

Weet je, wanneer iemand je omduwt en je je been breekt, moet je soms een tijd lang in het gips. En soms moet je na de zoveel weken gips ook nog eerst fysio en krukken voor je je been weer stap voor stap kan belasten. Een kind wat uit huis geplaatst is – gaat ook niet ineens weer terug. Eerst eens een bezoekje, dan eens een paar weekenden, totdat alle partijen zover zijn dat ‘het kan’. …

 

Dus wanneer ik het heb over geloven is iets collectief: dan meen ik dat 100%. Tegelijk mogen we in ogenschouw nemen dat we het individuele aspect niet mogen vergeten. In beide horen we ons te gedragen als ‘gehoorzame’ kinderen. We moeten leren om een ‘nee’ of  ‘je moet’ te accepteren, zowel als huisgezin, als individueel kind van de Vader. Maar bovenal, we moeten erkennen wat ons gezin is – hoe dysfunctioneel dan ook; Het is de plek waar we thuishoren. Daarom mogen we ernaar streven – met de juiste therapie van Boven;  te groeien in functionaliteit.

Eeuwige Vader

 

Wat als je geen goede relatie hebt met je vader? Of wat als je vader er niet meer is? Of wat als je als kind veel negatieve ervaringen met je vader hebt gehad? Hoe kijk je dan naar God als Vader?  Vaders heb je in alle maten. Zeker in ons vrije multiculti-landje. Biologische vaders, stiefvaders, pleegvaders, strenge vaders, afwezige vaders, hardwerkende vaders, luie vaders,… en echte papa’s.

Hoe je aardse vader ook is, er is een groot verschil tussen een ‘vader’ en een ‘papa’.  Tenminste, zo ervaar ik dat. Een ‘vader’ is er wel, maar ook weer niet. In het woordje ‘vader’ zit iets afstandelijk, iets wat niet echt helemaal  ‘eigen’ voelt.  Tenminste, voor hoe we het woord in onze huidige tijd gebruiken. Een ‘papa’ is heel persoonlijk, zorgzaam, aanwezig, heel dichtbij.

 

Wanneer ik een 10-minutengesprek op school heb ontvang ik ‘vaders’. Voor mij zijn ze niet eigen. Het zijn de vaders van een ander. Maar als ik thuis naar mijn man kijk, zie ik een papa die zijn kinderen aanmoedigt. Het voelt zo verschillend.

 

Eeuwige vader. Jezus noemt God ‘abba’.  Een Hebreeuws woord voor vader zowel als voor papa. Voor ons  klinkt het zo gewoon in de oren om God ook Vader te noemen. Maar in dat ene woordje ‘abba’ zit zo onwijs veel gevoel.  In die tijd noemde je God niet zo. Het was eigenlijk juist de gewoonte om een gepaste afstand tot God te bewaren. Maar Jezus zegt ‘papa’ tegen God omdat God onwijs vertrouwd is voor Hem. Voor Jezus is God heel persoonlijk, zorgzaam, aanwezig en dichtbij.  God als papa.

Dus hoe je aardse vader ook is. God wil je papa zijn.

 

En dan krijgt Jezus de naam ‘Eeuwige Vader’.  Jezus, zoon van God, is ‘het Woord’, is God. Hij is eeuwig. Hij was er al aan het begin van de schepping en Hij is er ook nu. Hij is degene die er was, er is en er altijd zal zijn.  Er komt geen einde aan Zijn aanwezigheid. Er komt geen einde aan Zijn zorg voor jou. Er komt geen einde aan Zijn liefde, intense, juiste en grootse Liefde, voor jou.

 

Hoe lief je je aardse vader ook hebt, of hoe moeilijk je het juist met hem hebt (gehad). Jezus wil voor altijd jouw hemelse, zorgzame, liefdevolle papa zijn. Heel dichtbij en heel persoonlijk.  Dat is Pasen,  dat God de mensen zo lief had dat Hij zijn eigen Zoon, een deel van zichzelf, afstond. Dat Hij het voor iedereen mogelijk wilde maken om dicht bij Hem te komen en Hem als papa te ervaren.

 

Eeuwige Vader,  God met ons.

Omhoog ↑