(scroll down for English translation!)
Vanmorgen herlas ik het stuk in Genesis 42 waar Jozef, na vele jaren van slavernij zowel als jaren van voorspoed, weer oog in oog staat met zijn broers.
Heb je er ooit bij stilgestaan dat Jozef – in de 7 jaar dat hij weer een vrije man was en een zeer hoge positie had bereikt- nooit ook maar gepoogd heeft zijn vader te laten weten dat hij nog leefde? Nooit een reis naar Kanaän ondernam (destijds voor hem iets van 4 dagen reizen). … het lijkt mij aannemelijk dat als hij dat had geprobeerd, dit ook was opgetekend… waarom zocht hij nooit contact? Misschien omdat hij doorhad dat het aan God was en niet aan hem?
Hij besefte dat alles wat hem overkomen was- dat vanwaar hij kwam en welke positie hij destijds in het gezin had- dat de jaren van ellende en slavernij en hoe hij nu onderkoning was geworden, en een vrouw en kinderen had – dat het allemaal te wonderlijk was om simpel toeval te zijn. Laat staan mensenwerk.
Wanneer hij zijn broers ziet herinnert hij zich zijn Goddelijke visioenen als jongen. Hij weet dat God veel voor hem in petto heeft.
Zijn harde woorden naar zijn broers toe zijn dus niet uit wraak. Hij test ze. Hij wil dat ze tot inkeer komen. Wat hadden ze met Benjamin gedaan… ? En terwijl hij doet alsof hij hun taal niet spreekt en ze ogenschijnlijk onrechtmatig behandelt – hoort hij ze berouw hebben over hetgeen ze hun broertje zoveel jaar geleden hebben aangedaan.
God lijkt ons soms ook hard aan te pakken. Maar nooit zonder een lading genade en moois voor ons in petto te hebben.
En soms – wanneer ons onrecht overkomt- moeten we eerst beseffen en berouw tonen voor het onrecht wat we anderen ooit zelf aandeden.
I never gave it a second thought until now; why didn’t Joseph – during the seven years as a free man in his high position – never reached out to his aged father? Never letting his family know he was alive and thriving?
Maybe because he believed it was up to God…
Seeing his brothers made him remember his dreams. He knew the dreams were divine. So his harsh actions towards his brothers wasn’t from a spirit of revenge. It was to enrich his own dreams, and complete the accomplishment of them. It was to bring them to repentance.
God in his providence sometimes seems harsh with those he loves, and speaks roughly to those for whom yet he has great mercy in store.
And the brothers remembered -with regret – their barbarous cruelty against Joseph.
Whenever we think we have wrong done us, we ought to remember the wrong we have done to others, Eccl. 7:21, 22