Leer lopen op water door een steen!

Iedereen heeft wel eens zo een moment dat ie liever in andermans schoenen staat… De ene keer is het vanwege de roem, faam, bekendheid of artistieke gaven … de andere keer is het vanwege de rijkdom, mogelijkheden of omstandigheden.

Ik weet niet hoe het met jou zit – maar ikzelf ervaar op zulke momenten een soort van teleurstelling in mezelf. Wanneer ik zie wat een ander kan of heeft bereikt en mezelf met de ander ga vergelijken, dan lijkt het wel alsof ik heb gefaald. Alsof ik niet goed genoeg ben of doe of heb… Dan kan ik soms wel door de grond zinken.

 

Wanneer Petrus midden op het meer, in de storm, in de boot zit te buffelen met die peddels om vooruit te komen, zien hij en zijn matties ineens iets over het water op hen afkomen. In eerste instantie denken ze dat het een spook is. Ken je dat gevoel van plotstelinge angst die je naar je hart doet grijpen? Dat je ineens ergens van opschrikt met gelijk daarna de opluchting? Ik denk dat Petrus dat gevoeld moet hebben. Heftig schrikken en dan ineens beseffen ‘Hé, volgens mij is het Jezus’.

Sinds jaar en dag trekken de discipelen met Jezus op. ‘Volg mij’ had hij gezegd ‘en ik zal je vissers van mensen maken’. Petrus weet het nog heel goed… Die 2 woorden die zijn leven op zijn kop hadden gezet. ‘Volg mij’ leer van mij, word als mij … Petrus had zijn netten laten liggen, zijn familie achtergelaten en was met Jezus meegegaan. Hoe vaak gebeurde het nou dat een rabbi je vroeg hem te volgen? Ten eerste waren er al niet zoveel rabbi’s en ten tweede kozen die altijd de beste leerlingen van school. Van jongs af aan hadden hij en zijn broer de Thora moeten bestuderen. Nee, niet gewoon ff leren lezen en wat verhaaltjes aanhoren. Nee, plichtsgetrouw werden ze getraind om de hele Thora, alle 5 de boeken van Mozes, te memoriseren. Dag aan dag aan dag. Iedere keer een stukje erbij. Tegen de tijd dat je tien was had je ze ongeveer allemaal moeten kennen. Natuurlijk lukte dat niet altijd. Maar als het je wel lukte, wanneer je tot de beste van de klas behoorde mocht je naar de volgende klas. Dan mocht je de profeten bestuderen en memoriseren. Alleen als je bij de beste behoorde natuurlijk. … Wie niet tot de top van de studentjes behoorde werd gezegd dat ze maar beter hun ouders op het werk konden gaan helpen. Maar de allerbesten mochten doorleren. Wanneer je dan rond je 16de alle geschriften kende, tot de top van je klas behoorde en je nog meer wilde leren, dan kon je aan een rabbi vragen of je hem mocht volgen. Niet alle rabbi’s hadden dezelfde Schriftinterpretatie, door een rabbi te volgen leerde je stap voor stap, in alles wat hij deed en zei, hoe hij dacht over bepaalde bijbelgedeelten. Je leerde niet alleen van zijn woorden, je leerde vooral van zijn daden… Je leerde door te zijn als je rabbi… Als een rabbi zei ‘Volg mij’ dan zei die eigenlijk ‘word als mij’.

Maar Petrus was een vissersjongen. Als hij al een rabbi had gevraagd of hij hem mocht volgen, dan had ie hem waarschijnlijk gezegd dat hij niet slim genoeg was. Dat hij beter een vak kon leren… Met zijn broer zat hij dus samen bij hun vader in de business. Vis leveren. Elke dag weer die vis.

En toen was daar die rabbi … en die zij ‘Volg Mij’. Eindelijk was er een leraar die potentie in hem zag, een rabbi die dacht dat Petrus zou kunnen worden als Hem. Leer van Mij, word als Mij…  En Petrus was gevolgd. Hij had zijn vissersbedrijf achter zich gelaten om te leren en te worden als deze rabbi.

 

“Jezus, als U het bent, zeg me dan dat ik naar U moet komen!” Petrus schreeuwt over het geraas van de storm heen. Als het werkelijk zijn rabbi is, zijn leraar, die daar over het water loopt … dan weet Petrus dat hij dat zelf ook mag leren… Zonder zich te bedenken – in een waas -stapt hij uit de boot en loopt naar zijn meester. Maar wanneer de waas voor zijn ogen opheldert, het gebeuk van de golven en het gieren van de wind tot hem doordringen twijfelt hij – Nee, hij twijfelt niet aan Jezus: die staat er immers nog! Hij twijfelt aan zichzelf. En spontaan begint hij te zinken…

 

Petrus had niet moeten kijken naar zichzelf – noch naar de golven of de striemende regen. Hij heeft zijn lesje wel geleerd. Niet voor niets herhaalt hij later in zijn eerste brief :  In de Schrift staat immers: ‘In Sion leg ik een hoeksteen die ik heb uitgekozen om zijn kostbaarheid; wie daarop vertrouwt, komt niet bedrogen uit.’ Kostbaar is hij voor u, die erop vertrouwen.

Een hoeksteen was een steen waar alle andere stenen op gericht werden. Omdat je in die tijd nog geen rechte bakstenen had als nu – kon je niet steen na steen zomaar neerleggen. Een grote gave, duidelijke hoeksteen was nodig zodat alle andere stenen, stuk voor stuk, daarop gericht werden. Alleen zo kreeg je een stevige muur.  Wanneer je de ene steen op de andere zou richten dan werd de muur schots en scheef, behoorlijk instabiel en zwak.

 

We kunnen nog zo twijfelen aan onszelf. We kunnen nog zo graag in andermans schoenen willen staan … Petrus roept ons op om niet naar onszelf, anderen of omstandigheden te kijken. Als we dat doen worden we alleen maar instabiel en zwak…  Hij roept ons op, ons op Jezus te blijven richten. Jezus is de hoeksteen. Hij is God. Hij is de rabbi die tegen u en mij zegt ‘Volg mij’ Leer van mij, word als mij … en dat zegt ie alleen omdat Hij gelooft dat wij het kunnen. Omdat Hij potentie ziet in jou én mij.

 

Als de zoon van God gelooft dat wij Hem kunnen volgen. Als onze Meester en Heer potentie in ons ziet … wie zijn wij om dan niet te geloven in onszelf? Dus richt je op die steen en loop op water!

 

Levende stenen reflecteren… dode stenen zijn steendood.

Christus is de hoeksteen – wij zijn de levende stenen – zegt Petrus in zijn eerste brief.  Als levende stenen horen we ons te gedragen en mogen we weten dat we bijzonder zijn. We zijn nl. een speciaal uitgekozen nageslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie… Zondag as. mag ik erover preken in Almere. Nu alvast een klein tipje van de sluier:

Levende stenen zijn we … maar wat als je steendood bent? Waar komt dat woord trouwens vandaan? In de wereld der diamanten wordt soms gesproken over een ‘dode’ steen wanneer deze binnenin zo dof is dat hij totaal geen licht reflecteert.  Des te gaver, zonder gebreken, een steen inwendig is, des te meer vangt hij als het ware het licht van buitenaf op, weet het in allerlei facetten in zich te ‘breken’ om het vervolgens veelvuldig te reflecteren. Een levende steen is een reflecterende steen.

Mooi beeld hè? Christus is de hoeksteen, ons voorbeeld. De zoon van de almachtige God is het licht der wereld. En wij zijn de stenen die Zijn licht en waarheid in ons mogen opvangen, in meerdere facetten mogen breken en het veelvuldig mogen weerkaatsen…   De geestelijke tempel wordt gebouwd op onze wijze van reflecteren, onze wijze van Hem presenteren.

Niet jezelf presenteren, maar Christus reflecteren – Ben jij een levende steen?

Goede Vrijdag: aan de dans ontsprongen…

 Goede vrijdag – Morgen is ons kerkgebouw de hele dag open ter bezinning. Vooraf is me gevraagd een schilderij te maken over wat het gescheurde voorhangsel voor mij betekent, dit schilderij, met de uitleg erbij, zal er de hele dag hangen. Hopelijk als hulpmiddel voor anderen om na te denken over dat wat we met goede vrijdag mogen gedenken…

 

Voor wie het niet weet: op het moment dat Jezus stierf aan het kruis, scheurde er in de tempel een gigantisch gordijn in twee. Dit gordijn (ook wel voorhangsel genoemd) was een soort afscheiding waardoor de heilige ark (de plek waar God aanwezig was) niet zomaar in de publieke ruimte stond, of iig niet in de ruimte waar met regelmaat mensen kwamen. Een gepaste afstand tot God was geboden. God was zó heilig – en de mens zó zondig – dat je als mens niet zomaar tot God kon naderen. Je was gewoon niet heilig genoeg… Om ‘goed’ genoeg te worden bevonden moest je je houden aan heel veel regeltjes: de wet. God zelf had die wet aan de mensen gegeven. Maar het was voor de mensen onmogelijk zich eraan te houden…

Op het moment dat Jezus stierf aan het kruis, scheurde dit gordijn dus van boven naar beneden in twee. Alsof GOd zelf zijn handen erin had gezet en de afstand tussen hem en de mensen wilde overbruggen.

Wanneer we onszelf en elkaar allerlei regeltjes opleggen om maar zo goed mogelijk te leven, lopen we continue op de toppen van onze tenen. Dan is het leven als een dans waarbij je je moet houden aan een onmogelijke choreografie… Uitputtend. God zelf maakt korte metten met die wet. Hij doorbreekt de regeltjes en doet ons een handreiking. Wij kunnen kiezen: doen we het liever zelf door vast te houden aan alle regels en toestanden, of nemen we zijn hand aan en laten we ons redden?

 

Op het schilderij zie je een meisje wat de dans volgens de wet opgeeft en zich overgeeft aan Gods reddende hand. Het ‘gescheurde voorhangsel’ is gemaakt van ‘de wet’, bladzijden uit een oude bijbel.

Afschaffing Collecte wegens heidens gesnater der gelovigen

Bij deze doe ik het (waarschijnlijk aanstootgevende doch dringende) verzoek om de collecte op zondag af te schaffen.  Sinds jaar en dag valt het me op en steeds meer stoort het me dat dit moment in de dienst verworden is tot het moment waarop al kwebbelend even in de portemonnee gegraaid wordt om n paar onbeduidende muntjes te vinden die al even kwebbelend en onnadenkend in de collectezak worden gedropt.

Let er zondags maar een keer op. Vanaf het moment dat de zangleider (of ouderling) het woord ‘collecte’ in de mond neemt lijkt het wel alsof er een kinderlijke zucht van verlichting door de zaal gaat van ‘Ja we mogen weer iets zeggen’ om vervolgens ongeremd het wel en wee van de week te bespreken. “Oh, wat heb jij een mooie portemonnee” “Ja, gister gekocht tijdens het prijzencircus van de V&D. Koopje!” “Zeg, heb jij trouwens …” “Nee, ik dacht van …” kwebbel kwebbel kwebbel…

 

Laatst was het zo erg dat toen de zangleidster tijdens de collecte een stuk uit de Schrift wilde voorlezen, NIEMAND luisterde! Ik zag haar even een paar keer twijfelend wachten. Nog een keer zeggen dat ze een tekstgedeelte wilde lezen, weer wachten (ik dacht zowat hardop “Niet beginnen! Niet lezen! Vertik het!) maar uiteindelijk – tijdens het heidense gesnater der gelovigen werden Gods Woord gesproken. Geen kip die aandacht had. De enkeling die dat wel had, kon met al het getater geen klap verstaan.

 

Wanneer de collecte een moment is waarin we de verleiding van afleiding niet kunnen weerstaan. Waarom verplaatsen we dit moment dan niet naar ná de dienst? Dan is er alle tijd om gezellig te kletsen. ‘Collecte’ komt van het woord Koinonia wat ook wel vertaald kan worden als ‘fellowschip’ of ‘gemeenschap’ oftewel een moment om betrokkenheid te tonen. Wanneer je werkelijk betrokkenheid wilt tonen dan hoort daar uiteraard gepraat bij. Dan vraag je naar hoe het gaat, waar de ander mee zit, wat ze nodig hebben, hoe je kan bijdragen… Maar: in onze kerk is de collecte in 75% van de gevallen voor zendelingen – en aangezien die er niet zijn – kan men ín de dienst moeilijk mondeling betrokken zijn met ze. De betrokkenheid betreft dan meer elkaar. En hoezeer dat ook van belang is – niet tíjdens de dienst – wanneer (uit) Gods Woord gesproken wordt.

 

Ik stel dus voor dat we de collecte afschaffen. Nee, niet de betrokkenheid, die verschuiven we gewoon naar daar waar die reeds staat: na de dienst bij de koffie. (Noot achteraf: of gewoon door de weeks bij elkaar thuis.)

De collecte mag wat mij betreft plaats maken voor de offergave. Offergave – prosphora – heeft te maken met iets- wat van jezelf is – afstaan, ‘0pofferen’.  Iets opofferen kost moeite. Daar moet je over nadenken, je over bezinnen. Opofferen betekent ook  toewijden. Dat gaat niet gepaard met respectloos gezwets.  Het moment dat je iets heel bewust afstaat wat van jezelf is, is een moment van toewijding. Een moment tussen jou en God.  Dat past wél in de dienst. Ik denk eerlijk gezegd dat de zendelingen hier ook een stuk blijer van worden. Wanneer er niet meer onnadenkend een paar losse muntjes bij elkaar gesprokkeld worden, maar er gedegen nagedacht wordt over wat nodig is en wat een welgevallig óffer zou zijn … wedden dat er méér in de zak beland?

 

Dus ik stel voor: al vergist de ouderling of zangleiding zich door ‘collecte’ te zeggen, in plaats van ‘offergave’, laat dat aangekondigde moment voor ieder van ons een moment zijn van stille bezinning. Het is een ogenblik waarin we met God kunnen overleggen wat en hoeveel we van ons eigen vermogen afstaan om Hém te dienen op financiëel vlak.

Wanneer je buurman of buurvrouw gezellig begint te kletsen, reageer dan met een stille handwenk en gebaar dat je reeds in gesprek bent – maar dan met de Vader. Na de dienst zou je kunnen uitleggen waarom je reageerde zoals je deed… Lastig? Misschien, maar wel een stuk respectvoller richting de Vader!

 

Dus: Stop die collecte: Start de offergave!

 

 

collectief versus individueel: groeien in geestelijke functionaliteit

Even voor de duidelijkheid; met mijn blog van gister wil ik niets afdoen aan het individuele aspect van ‘geloven’. Het mag duidelijk zijn dat geloven begint in je eigen hart en dat iedereen verantwoordelijkheid draagt om zich als individu dicht bij de Vader te weten.  Dat is ook de reden dat we een ‘gezin’ zijn. Ieder op zich heeft zijn talenten, zijn eigen inbreng, zijn eigen nukken, z’n eigen wijze van in relatie gaan met de Vader. Maar samen ben je een gezin en hoor je je aldus te gedragen.

Helaas hopen (en verwachten) we vaak dat ieder gezin (lees kerk) perfect is. De waarheid toont ons echter een geheel ander beeld. Steeds meer dysfunctionele families doen onrecht aan het mooie goed wat God ons erin gaf: eenheid en geborgenheid. Een plek waar het collectieve een must is, waar een gezin een plek hoort te zijn waar je je thuis voelt bij elkaar. Het is vaak verworden tot een plek van onmin en verdeeldheid. We denken elkaar door en door te kennen en veroorloven ons nogal eens teveel vrijheden voor wat betreft kritiek en zelfs laster. Grenzen zijn vaak ver te zoeken…

 

Misschien heeft het wel te maken met de individualisering van de maatschappij waar we ons als kerken teveel door laten beïnvloeden. Ieder kind moet zichzelf volledig kunnen ontplooien, en die zelfontplooiïng staat haast equivalent voor vrijheid. Ongebreidelde vrijheid. Terwijl kinderen juist zoveel nood hebben aan grenzen. Grenzen leert een kind omgaan met tegenslag. Grenzen leren kinderen nieuwe wegen zoeken. Grenzen maken kinderen creatiever. Grenzen maken kinderen dankbaarder.

Een kind wat altijd alles maar mag kan geen waarde meer hechten aan alle mogelijkheden en kansen. Een kind wat alles krijgt vindt spullen zo vanzelfsprekend dat het vertikt erom te willen werken. Een kind wat alles op een presenteerblaadje aangeboden krijgt weet niet hoe het creatief moet denken om zelf e.e.a. voor elkaar te krijgen.  Een kind wat met regelmaat ‘nee’ te horen krijgt, toont zich dankbaarder wanneer het een ‘ja’ ontvangt. Een kind wat grenzen kent, leert de grenzen van een ander vlugger accepteren.

Een kind werkelijk liefhebben, betekent dat je grenzen stelt.

 

Zo ook in de kerk. Nu is het niet zo dat ik terug wil naar ‘vroeger’. Naar de tijd waar de dominee met ontzag bejegend werd en zelden van zijn pied-de-stal kwam. “Elk voordeel heb ze nadeel” zei Cruijf eens (of was het andersom??), en ik ben me bewust dat ‘vroeger’ echt niet ‘beter’ was in alle opzichten. Maar ‘nu’ is dat absoluut ook niet.

 

Ik zou een hele lijst kritiek kunnen opsommen over hoe kerklui zich tegewoordig kunnen gedragen. Ervaring genoeg zou ik zeggen … maar dan zou het weer draaien om mij. Ik mag het gister dan wel gezegd hebben; “Geloven is iets collectief”. Maar ik heb er zelf verdraaid veel moeite mee.  Het zijn juist vaak de ‘kerklui’ waarop ik afknap. Tenminste afknapte, want nu geef ik ze er weinig kans meer toe: Als ik naar de kerk ga, ga ik zo laat mogelijk – ga via de achteringang naar binnen – en verlaat de dienst als eerste door dezelfde deur. Het liefst niemand meer gesproken. Ik zit niet meer in een kring, doe ‘niets’ qua bediening, ga nooit naar de studieavonden of gebedsdiensten … Hoe zit het dan voor mij? Gods huisgezin is vaak zó dysfunctioneel!

 

Ik ben geneigd vele excuses aan te dragen. Allerlei redenen waarom ik denk gelijk te hebben om me zo ‘afzijdig’ op te stellen. En ik moet eerlijk bekennen dat ik een aantal van die redenen nog echt goed vind ook. Bijvoorbeeld: als iemand je afschiet, en je hebt een geestelijke kogelwond, moet je de tijd nemen om te herstellen. Je kan niet blijven rondlopen en langzaam doodbloeden – daar heeft niemand wat aan. Of wat dacht je van deze: Als je weet dat iemand ‘armed and dangerous’ is – en je eerder al een klap verkocht – dan zoek je het gevaar toch niet op? Of ‘als een gezin écht dysfunctioneert – dan wordt het kind toch uit huis geplaatst.?’ … erg he?

Dit is nou precies waar ik het gister over had toen ik schreef over ‘bonje’ met je broers of zussen. Oh, ik geef grif toe dat mijn relatie met God een flinke deuk opliep toen ik dat ene kritische briefje in de bus kreeg, of de walgelijke mail in mijn inbox … of die ene opmerking naar mijn hoofd geslingerd kreeg. Mijn boosheid en verdriet had direct zijn weerslag op mijn geestelijk leven. Daarom ging ik ook niet meer naar de kerk, las ik niet meer in de bijbel en had ik God in de wacht gezet. Ik had mezelf even ‘uit huis’ geplaatst.

 

Nu ben ik weer on speaking terms met ‘Hem’. Meer dan dat: ik ben me door persoonlijke – heel individuele- relatietherapie (met God wel te verstaan) – bewust geworden van het feit dat ik me moet leren voegen naar Zijn wil, ondanks het gedrag van mijn broers en zussen… En dat ik soms een ‘Nee’ moet leren slikken. Of een ‘Je moet’. Dat was dan ook de reden dat ik de stap zette om op zondag wél weer naar de kerk te gaan. Of om wél een verzoenend gesprek aan te gaan terwijl de zin zeer ver te zoeken was.

Weet je, wanneer iemand je omduwt en je je been breekt, moet je soms een tijd lang in het gips. En soms moet je na de zoveel weken gips ook nog eerst fysio en krukken voor je je been weer stap voor stap kan belasten. Een kind wat uit huis geplaatst is – gaat ook niet ineens weer terug. Eerst eens een bezoekje, dan eens een paar weekenden, totdat alle partijen zover zijn dat ‘het kan’. …

 

Dus wanneer ik het heb over geloven is iets collectief: dan meen ik dat 100%. Tegelijk mogen we in ogenschouw nemen dat we het individuele aspect niet mogen vergeten. In beide horen we ons te gedragen als ‘gehoorzame’ kinderen. We moeten leren om een ‘nee’ of  ‘je moet’ te accepteren, zowel als huisgezin, als individueel kind van de Vader. Maar bovenal, we moeten erkennen wat ons gezin is – hoe dysfunctioneel dan ook; Het is de plek waar we thuishoren. Daarom mogen we ernaar streven – met de juiste therapie van Boven;  te groeien in functionaliteit.

God vrezen naïef?

Zonet op een eerdere blog een reactie ontvangen waar ik toch even van moest glimlachen. Niet omdat hij zo leuk was, integendeel. ‘Hoe naief kan je zijn’ schreef de dame in kwestie. Het ging over de blog waarin ik vertelde dat we een wildvreemde een plek om te slapen hadden aangeboden in ons huis.

Tja, ik snap het wel – hoe naïef dit overkomt. In een wereld als de onze, waar achter elke hoek een kinderverkrachter kan staan – wie haalt het dan nog in zijn hoofd om een wildvreemd iemand te helpen door hem in zijn eigen huis een slaapplek aan te bieden – terwijl je ook nog de verantwoordelijkheid draagt over je kids! En toch… moeten we ons laten vormen door de boosaardige kant van onze maatschappij? Moeten we ons laten leiden door dat wat allemaal fout zou kunnen gaan? Moeten we banger zijn voor wat zou kunnen gebeuren in plaats van luisteren naar Gods opdracht?  Ik snap prima dat je moet uitkijken. Ook snap ik nog wel dat je de verantwoordelijkheid niet moet afstoten om jezelf en je kids te beschermen. Maar hoe ver gaat dit?

Toen Lot (neef van Abraham) leefde in Sodom, een stad in geen enkel opzicht te vergelijken met ons kleine Monster, had hij te maken met stad vol kinderverkrachters, seksisten, … . Wanneer Lot op een avond onbekende mannen in de stad ziet rondlopen kreeg hij ook dat gevoel wat wij hadden toen we die arme man bij de flat zagen lopen. ‘Het klopt niet’.  Ook Lot besliste om op de mannen af te stappen en uit te vogelen wat ze van plan waren. De 2 mannen zouden ’s nachts wel buiten pitten zeiden ze. Maar Lot wist hoe gevaarlijk het was in de stad. Er was een reeele kans dat deze mannen juist daarom naar de stad waren gekomen- misschien waren ze juist op zoek naar een flink potje seks… Zeker weten deed Lot het niet, maar hij maakte de inschatting, naïef of niet, om ze uit te nodigen in zijn huis en ze bij hem te laten overnachten. ’s Nachts blijkt het gevaar, mannen uit de stad hebben het verse vlees gezien wat bij Lot binnenliep. Ze verzamelen zich om zijn huis en schreeuwen ‘Geef die mannen aan ons! We willen ze nemen!” Maar Lot beschermd zijn gasten, haast tegen elke prijs …  het bleken engelen…

Heb 13:1 en 2: Houdt de onderlinge liefde in stand en houdt de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen, zonder het te weten, engelen ontvangen.

Hoe ver ga je – zelfs in onze maatschappij – om te gehoorzamen aan dat wat God je opdraagt?Is God gehoorzamen dan naïef?  Ik had er ook over nagedacht, over die rare kerel bij ons in huis … Een tweede nacht had ik hem nooit laten blijven, dan had ik de daklozenopvang oid gebeld… Maar – In welke mate durven we onze angst loslaten, de angst om te verliezen wat we hebben (al zijn het onze kids, is het onze huis en haard), de angst om terug te geven aan God wat we eerder van Hem ontvangen hadden …

Durven we nog wel te zeggen:  “De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?” (Heb 13:6) 

Eeuwige Vader

 

Wat als je geen goede relatie hebt met je vader? Of wat als je vader er niet meer is? Of wat als je als kind veel negatieve ervaringen met je vader hebt gehad? Hoe kijk je dan naar God als Vader?  Vaders heb je in alle maten. Zeker in ons vrije multiculti-landje. Biologische vaders, stiefvaders, pleegvaders, strenge vaders, afwezige vaders, hardwerkende vaders, luie vaders,… en echte papa’s.

Hoe je aardse vader ook is, er is een groot verschil tussen een ‘vader’ en een ‘papa’.  Tenminste, zo ervaar ik dat. Een ‘vader’ is er wel, maar ook weer niet. In het woordje ‘vader’ zit iets afstandelijk, iets wat niet echt helemaal  ‘eigen’ voelt.  Tenminste, voor hoe we het woord in onze huidige tijd gebruiken. Een ‘papa’ is heel persoonlijk, zorgzaam, aanwezig, heel dichtbij.

 

Wanneer ik een 10-minutengesprek op school heb ontvang ik ‘vaders’. Voor mij zijn ze niet eigen. Het zijn de vaders van een ander. Maar als ik thuis naar mijn man kijk, zie ik een papa die zijn kinderen aanmoedigt. Het voelt zo verschillend.

 

Eeuwige vader. Jezus noemt God ‘abba’.  Een Hebreeuws woord voor vader zowel als voor papa. Voor ons  klinkt het zo gewoon in de oren om God ook Vader te noemen. Maar in dat ene woordje ‘abba’ zit zo onwijs veel gevoel.  In die tijd noemde je God niet zo. Het was eigenlijk juist de gewoonte om een gepaste afstand tot God te bewaren. Maar Jezus zegt ‘papa’ tegen God omdat God onwijs vertrouwd is voor Hem. Voor Jezus is God heel persoonlijk, zorgzaam, aanwezig en dichtbij.  God als papa.

Dus hoe je aardse vader ook is. God wil je papa zijn.

 

En dan krijgt Jezus de naam ‘Eeuwige Vader’.  Jezus, zoon van God, is ‘het Woord’, is God. Hij is eeuwig. Hij was er al aan het begin van de schepping en Hij is er ook nu. Hij is degene die er was, er is en er altijd zal zijn.  Er komt geen einde aan Zijn aanwezigheid. Er komt geen einde aan Zijn zorg voor jou. Er komt geen einde aan Zijn liefde, intense, juiste en grootse Liefde, voor jou.

 

Hoe lief je je aardse vader ook hebt, of hoe moeilijk je het juist met hem hebt (gehad). Jezus wil voor altijd jouw hemelse, zorgzame, liefdevolle papa zijn. Heel dichtbij en heel persoonlijk.  Dat is Pasen,  dat God de mensen zo lief had dat Hij zijn eigen Zoon, een deel van zichzelf, afstond. Dat Hij het voor iedereen mogelijk wilde maken om dicht bij Hem te komen en Hem als papa te ervaren.

 

Eeuwige Vader,  God met ons.

diepgang is voor luie christenen

Vorige week lag er een postkaart in de bus. Zo een ouderwets blanco geval waar je alleen je boodschap ff opschrijft, zonder foto, tekening of iets leuks… Een volgekrabbelde postkaart, open en bloot voor iedereen te lezen. De kinderen waren nog niet thuis, gelukkig vond ik ‘m voor iemand anders ‘m had gelezen.

Wat ik las was nogal beschamend. Een boodschap waarvan mijn nekharen overeind gingen staan, mijn tanden spontaan begonnen te knarsen en mijn handen gingen jeuken. …

De toon was ijzig afstandelijk, verwijtend en behoorlijk liefdeloos. Mijn man werd  toegebeden dat de Heere hem zou zegenen met diepgang, al zat dat er waarschijnlijk niet in.  (Wat een vertrouwen in je Heer- denk ik dan) Er werd benoemd dat iemand (die zelden of nooit naar de kerk komt, en ook geen lid is) het helemaal met manlief had gehad. En owja, het geluid was die zondag ervoor bar slecht en ze had mijn man nauwelijks verstaan behalve het bijbelgedeelte.  Ze had geen vragen, enkel verwijten.

Jurgen had de zondag ervoor niet eens gesproken – maar achja- detail toch? De persoon in kwestie zie je nooit op de gebedsavonden, komt niet trouw op de kring, en neemt nooit deel aan bijbelstudies. Ik snap wel dat je dan diepgang mist. Maar ik vond het nogal ver gaan om dit mijn man te verwijten.

Weet je, mensen zijn gewoon dom. En lui. Ongelooflijk lui en dom. Op zondag wordt er in de kerk geen bijbelstudie gegeven tijdens de dienst.  Sommigen blijven verwachten van wel. Er zitten bij ons om en bij de 250 mensen, waarvan een heel stel in de tiener of jeugdleeftijd. Velen zijn randkerkelijk of jong gelovig en kunnen ‘zware kost’ niet eens aan. Ook gasten snappen geen drol van ingewikkelde ‘diepgaande’ studies.  Een preek mag ook niet te lang duren. Nee, God verhoede dat, want dan duurt de dienst menigeen te lang en moeten ze daar weer brieven over schrijven. Een preek van 30 minuten vindt merendeel al behoorlijk. En dan verwachten sommigen nog een zeer diepgaande bijbelstudie . Sorry hoor. Een diepgaande studie – binnen 30 minuten die begrepen wordt door jong én oud, nieuw gelovig en reeds lang gelovig: Euh – dat kan niet! Nouja, Jezus mogelijk wel, maar verder moet ik nog de eerste spreker tegenkomen die elke doelgroep aanspreekt.

Dit is nou precies de reden dat er iedere zondag in het kerkblaadje verdiepingsmogelijkheden staan. Extra teksten om te bestuderen, vragen om te overdenken enz. Maar niet alleen dat, er staan vaak ook vragen bij om in de kring verder te bespreken. Behalve deze mogelijkheden wordt iedereen ook uitgenodigd om te komen naar het gebedsuur, of naar de bijbelstudies. Owja de kring heb je ook nog. Genoeg kansen tot verdieping  zou ik denken. Maarja, sommigen zijn zo dom om dit niet in te zien.

En te lui. Want eigenlijk doen ze door de week liever niet teveel zelf. Nee, de domi moet op zondag alle voeding ineens naar binnen proppen. Alsof je een gans bent die een grote lever moet kweken. De rest van de week hebben ze absoluut geen zin om zelf een potje geestelijk te koken. Het feit dat ze zelf ook kunnen bijbellezen, of naar de studie kunnen gaan – dat gaat toch echt te ver! Nee joh! Hoe kunnen ze dan ooit de pelgrimscode blijven volgen? Dan missen ze hun favo tvprogramma’s! Kan toch niet!

Gebrek aan een diepgaand geestelijk leven ligt meestal aan jezelf en niet aan de dominee. Het is zo lafhartig om een ander je eigen gebreken te verwijten. En nog erger: wanneer je daarover gaat roddelen en partners in crime gaat zoeken.  En wanneer je oprecht denkt dat je te weinig voeding binnenkrijgt: dan ga je idd naar de dominee om hem om hulpt te vragen. Maar je start toch niet met verwijten? Alsof je lid bent van een voetbalclub, nooit komt trainen en boos bent op je coach omdat je iedere wedstrijd verliest…

Weet je – geestelijke diepgang zit ‘m niet in kennis vergaren over de christelijke leer, maar in het kunnen uitvoeren ervan. Wat heb je aan een kookboek uit je hoofd kennen, om alsnog aardappels aan te laten branden? Wat heb je eraan dat je alle noten van de wereld blindelings kan opschrijven of lezen, maar geen klank muziek speelt?  Wat heb je eraan om alle voetbaltechnieken te weten, om vervolgens altijd op de bank te blijven zitten?

Mensen hebben geen idee hoe het voelt om dit soort verwijten over je heen te krijgen.  Dus heb ik iets gedaan wat ik nog nooit heb gedaan. Ik heb de kaart verscheurd en in de kachel geknikkerd. Niets aan de domi gezegd. Hij heeft diepgaandere dingen om zich druk over te maken.

Oude wijngaard van jaloezie?

Onderstaande heb ik vanmorgen even uit de oude doos gehaald. Trof me wel weer.

Heb net het stukje van de werkers in de wijngaard weer eens gelezen. (Mat 20:1-16) Overbekend stukje wat ik van kindsbeen af al verteld kreeg. Maar deze keer las ik het anders.

Het lijken wel moderne praktijken. Geen Nederlandse, maar Amerikaanse dan. Steeds vaker komt het daar voor dat werkloze lui ’s ochtends bij een bedrijf aankloppen of ze nog werk voor hun hebben. Met een beetje mazzel hebben ze dan voor 1 dag werk.

In het verhaal dito. Werkloze mannen kloppen aan bij de wijnboer. ‘Mogen wij vruchten plukken?’ Een deel wordt toegelaten, een ander deel niet. Blijkbaar is de oogst nog niet groot genoeg, of schat de werkgever de overige lui niet capabel genoeg in… Tenminste, ik ga ervan uit dat de andere lui er al stonden. Kan ook zijn van niet. Het staat er niet. Misschien hebben die anderen het wel eerst bij allerlei andere wijnboeren geprobeerd? Of waren ze te depressief om hun bed uit te komen? Of hebben ze de hele dag in de brandende hitte staan wachten in de hoop op een kans? Een kans om voor een kleine beloning toch nog even vruchten te mogen plukken?

Ik denk niet dat het in dit verhaal gaat om het feit of het eerlijk is dat het loon voor iedereen even groot is. Het gaat er niet om dat je 1 schelling krijgt als je een dag werkt en ook 1 schelling als je een uur werkt.

Gaat het in dit verhaal niet om jaloezie?  Iedereen wil vruchten plukken in zijn leven. Weten dat je leven nut heeft gehad. We staan allemaal te wachten bij de Wijnboer. De een kan of mag eerder naar binnen dan de ander. En heeft dus meer te werken (dienen). Wie later binnengehaald wordt werkt even hard. Vinden we het eerlijk dat zij evenveel beloning krijgen?

Oude rotten in de kerk en nieuw grut. Hoe vaak onderschatten we jong gelovigen? Of gewoon ‘jongeren’.  Hoe vaak vinden we dat ze eea nog niet kunnen en vragen we hun niet om mee vruchten te plukken?  De Wijnboer heeft ze wel gevraagd. Hij heeft hen wel binnengehaald. Hij heeft hun evenveel beloofd als de werkers die al jaren trouw naar de kerk komen. Het werk wat de laatsten doen is hetzelfde…

Het gaat er niet om of je jong gelovig bent of al jaren christen. Het gaat er niet om of je veel dient of weinig. Het gaat erom dat je vruchten plukt voor de juiste wijnboer.

Pluk jij vruchten bij de juiste wijnboer? Of sta je nog bij de poort te wachten?

zonder contributie geen lid vd kerk!

Begin dit schooljaar kwamen zowat alle rekeningen ineens. Ik wilde me graag aansluiten bij één of andere creaclub maar het koste me een beetje teveel. Vooral omdat onze beide heertjes graag voetballen en daar ook hun contributie moesten betalen. Maar niet alleen de contributie moest betaald, ook de schoenen, de sokken, shirtjes en broeken… tel maar op x2. Het was een flinke hap in onze maand.

Maarja, het hoort erbij. De kids zien zichzelf als ware voetballers,  profs in spe, en het is ook nog eens goed voor hun conditie. Dus heb je het er als ouders wel voor over. Nu wordt iedere week het clubblad gebracht, kunnen ze 2 keer per week sporten en mogen ze elke zaterdag hun kunsten vertonen in een wedstrijd. Ze hebben er behoorlijk wat lol aan.

Het zou wat zijn als ze gewoon iedere keer naar de training gingen zonder dat we betaald hadden. Zouden ze onze jongens dan iedere keer laten meetrainen? Zouden ze ze opstellen voor een wedstrijd? Zou het clubblad nog langsgebracht worden? Dacht het niet. Het zou ook gek zijn als we dat dan nog wel zouden verwachten…

Toch zijn er mensen die dit verwachten. Ik bedoel, dat ze zonder enige contributie toch alle voordelen van hun ‘vereniging’ mogen ontvangen. Dat iedereen het compleet normaal vindt dat ze overal aan deelnemen en hun mening gevraagd of ongevraagd mogen uiten.  Niet bij de voetbal – dat bedoel ik niet – maar in de kerk. Nu gaat het misschien een beetje ver om de kerk als ‘gewone’ vereniging te zien – maar toch.

De huur van de zaal, de verwarming, de koffie, het kinderwerk, de voorganger, de jeugdwerker, … het wordt niet betaald van de liefde. Nee, daar is gewoon koud geld voor nodig. De kerk maakt haar kosten. Het is dan ook niet meer dan logisch dat haar leden hun ‘contributie’ betalen. Gelukkig heeft de Bijbel dit beter geregeld dan de voetbal. Waar we bij de voetbal gewoon voor ieder kind de volle pot moeten betalen, ongeacht je inkomen, of je nu werkloos bent of niet, bij de kerk betaalt iedereen naar verhouding. Of je nu 2500 euro verdient of maar 800,  de Bijbelse voorschriften leren ons dat iedereen 10% van zijn inkomen betaald. Dus of je nu een rijke stinkerd bent of een arme student: je draagt slechts 10% van je salaris af.

Toch zijn er velen die weigeren hun deel te betalen. De kosten laten ze over aan de andere leden terwijl ze wel verwachten dat hun stem evenwaardig meeweegt. Wanneer er te klagen valt zijn het vaak juist deze ‘wanbetalers’. Ze komen op zondag, nemen deel aan activiteiten, lezen het kerkblad, ontvangen de zorg die ze nodig hebben, maar bijdragen naar vermogen – ho maar.

Van de kerk wordt veel te vaak alle liefde en toewijding voor nop verwacht. Ze claimen christen te zijn, maar beperken dat wanneer het over hun portemonee gaat…

Bizar, want was het Jezus niet die zei “Niet iedereen die zegt Heere Heere zal het koninkrijk der Hemelen binnengaan, alleen wie doet de wil van mijn Vader.”?

Betaal jij  (als lid) je 10%? Waarom wel / niet?

Omhoog ↑