Israël – Vloeken in de kerk

israelzondagIsraël. Het zal wel vloeken in de kerk zijn, maar ik heb niet zoveel met dit land. En dan is het vandaag in kerkelijk Nederland Israël-zondag. Voor mij niets meer dan een overdreven dosis halleluja-amen-handjes-in-de-lucht-gedoe wat gerust achterwege gelaten kan worden.

Vanwaar mijn aversie? Hoe komt het dat ik bij de minste geringste ophemelarij van dit volk het gevoel krijg alsof ik het eeuwig achtergestelde kind ben? Alsof ik het kleine meisje ben wat altijd moet toezien op hoe overdreven broerlief in de watten gelegd wordt. Hoe schandalig het broertje zich ook gedraagt: ooms en tantes, verre familie en vrienden hemelen dat rotjoch continue en overdreven op als hét oogappeltje van papa en mama. Hij is dé erfgenaam, alle potentie zit in hem en elk ander kind staat in zijn schaduw. Het vergeten en genegeerde zusje moet maar begrijpen dat zelfs op haar verjaardag hij het is die een kadootje krijgt.

 

Newsflash

Israël als volk heeft zich schandelijk gedragen. Meerdere keren. God liet Jozefs familie niet voor niets eeuwen lang tot slaaf verworden in Egypte… Toen Hij eindelijk over zijn hart streek en ze op spectaculaire wijze redde was het volk zó dankbaar dat ze binnen drie dagen – 3 dagen!- weer steen en been klaagden, zich als een klein verwend joch gedroegen en schreeuwden tegen Mozes dat ze in Egypte nog beter af waren dan bij God.

God de Vader toonde mateloos veel geduld ondanks herhaaldelijk, oneindig gemier en gezeur. Keer op keer krijgt het volk het weer voor elkaar. Ze misdragen zich maar krijgen toch wat ze nodig hebben.

En dan is het zover… Eindelijk krijgt het joch (het volk) het grootst mogelijke kado. God komt zijn belofte aan Abraham na en leidt ze naar hun beloofde land. Een land, in het midden van ruig, heet en dor woestijngebied, wat zo intens vruchtbaar is dat er heuvels glooien vol rijp en sappig gras. Schapen, geiten en koeien kunnen er naar hartenlust grazen waardoor ze overdadig veel melk geven. Bloemen in allerlei maten, kleuren en geuren sieren de omgeving en dienen als voeding voor de talrijke bijen die het volk voorzien in honing. Het kleine verwende nest krijgt zijn kado: een land wat overvloeit van melk en honing!

En wat gebeurt er? Het kind zeurt over de verpakking! God heeft het niet leuk genoeg ingepakt. (OMG denk je dan toch??) Bekijk het zo: je koopt zo een groot duur modern apparaat. Dat apparaat zit dan in het piepschuim, omgeven met van die piepschuim bolletjes in een joekel van een doos wat onmogelijk met cadeaupapier in te pakken valt.  Toegegeven, het piepschuim is rotspul, maar wel noodzakelijk om je aankoop veilig te stellen. Anyway, je kocht het van je zuurverdiende spaarcentjes  en geeft het met alle liefde en toewijding aan je jarige partner. Maar helaas, bij het ontvangen van zijn nieuwe, allergrootste meest dure gadget kijkt hij jou verwijtend aan, barst in tranen uit , laat zich als een klein kind op de grond vallen en begint hysterisch te stampen en in het rond te slaan omdat het piepschuim de woonkamer vies maakt en hij straks dus moet stofzuigen. …  Nou, dat is Israël. Dat is Gods oogappeltje. Dit zogenaamde Godsvolk verheft de klaagzang en het verwende gedrag tot opperste kunst omdat de mensen in het land nog niet zijn vertrokken.  Het vergeet alle liefde en bescherming die het de afgelopen maanden ontvangen heeft, zet het op een beschamend jammerlijk janken. Rotkind.

Eerlijk is eerlijk

De ‘Ja maars’ met termen als ‘geënt zijn op’,  ‘oogappel’ of ‘door God uitverkoren volk’ doen mijn nekharen overeind staan. Ik heb niks met Israël als bedevaartsoord en begrijp er niks van dat sommige christenen zover gaan dat ze liever half Jood dan christen zijn. …  “Over het paard getild kind” denk ik dan.  Als eerste zonen en dochters van de Allerhoogste hebben de Joden zich in beginsel lang zo representatief niet gedragen als dat de bedoeling was.  Dat valt niet te ontkennen. Dat kunnen, en mogen we niet wegpoetsen.

Maar eerlijk is eerlijk. Christenen konden en kunnen er ook wat van: elk kind gedraagt zich wel eens als een verwend en onhebbelijk wezen. Daar zijn het kinderen voor. En christenen gedragen zich met enige regelmaat als ondankbare en onopgevoede koters. Wees gerust: ik ben niet van mening dat over het paard getilde en zondige kinderen niet geliefd moeten zijn. Ze verdienen het niet om opgesloten te worden in welk denkbeeldig kolenhok dan ook. Voor de ouder blijven ze waardevol. Echter: God ziet het ene kind niet liever dan het andere. Eerstgeborene of zelfs bastaard: voor God maakt het niet uit. En als het voor de Vader niet uitmaakt: waar maken de kinderen zich dan druk om?

 

Waardeer het verschil

Als volwassen broers en zussen, met dezelfde Vader, is het niet de bedoeling dat we één keer per jaar óver de ander praten. Volgens Hem verdient élk kind voldoende aandacht en elk kind mag zijn eigen karakter, zijn eigen talenten en zijn eigen toekomst ontvouwen en hoeft daarbij absoluut niet aan broer of zus gelijkvormig te worden, als ze maar lijken op Hem …

 

Israël-zondag: ik heb er dus niks mee. Ik ben dankbaar en blij dat ik mijn broer en (schoon)zus het jaar rond spreek en dat hun acceptatie voor mij zich niet beperkt tot het 1 keer per jaar óver mij praten.

 

Bron foto

Populistisch, racistisch en toch christelijk?

Waarom erger ik me eraan? Waarom stoort het me dat (sommige) mensen ondoordachte stellingen blijven delen op social media? Waarom vind ik het buitengewoon tergend wanneer een mede-christen een foto op haar statusafbeelding plaatst, die ik ronduit racistisch vind, puur omdat ze haar pro-pieten standpunt wilt onderstrepen?

Je mag er uiteraard ook niks van zeggen… Traditie is traditie en daar blijven anderen met hun poten vanaf.

Nu ben ikzelf geen heilig boontje. Absoluut niet. Ook ik hou ervan om soms op (zeer) prikkelende wijze mijn mening te verkondigen. Dus mea culpa; hand in eigen boezem.

Hoe komt het dan dat het me in sommige gevallen zo stoort?

Vroeger was de hoeveelheid informatie die je tot je kreeg lang niet zoveel als nu. Via krant, radio, tv en internet word je tegenwoordig overstelpt met berichten, argumenten, stellingen en meningen. Filteren is er niet meer bij, directe stellingname lijkt haast noodzakelijk. Tijd voor kritisch nadenken is er niet meer… Waardoor de ene na de andere hoax zich een weg baant naar de realiteit. Collateral damage nemen we voor lief omdat we onze dure tijd vooral niet aan nadenken en info filteren besteden.

Gevolg: onze eigen Piet verheffen we tot afgod en maken we belangrijker dan de (gekwetste) mensen om ons heen. Het geeft niet dat we ons in onze strijd racistisch uitlaten of bepaalde geloofsgroepen welwillend discrimineren. Andersdenkenden mogen oprotten en onze voorbeeldfunctie, zelfs ons christelijk gedrag, moet wijken voor die ene stelling waar we ons zo onnadenkend, zonder enig onderzoek achter schaarden. Social media zegenviert over Christus wanneer ze elke mogelijkheid tot zelfreflectie bij voorbaat al elimineert. Ere zij de God van onze mening, ere zij ons gevoel.

En op zondag? Dan doen we eventjes heilig, zingen in zogenaamde overgave mee, gedragen we ons christelijk en zijn we ons van geen kwaad bewust.

Waar maak ik me ook druk om? Vandaag is het zondag, dus laten we ons hart van racisme drenken in de saus van vergetelheid, de spiegels vooral een ander voorhouden en onszelf bemoedigen met hoe geliefd we als Zijn kinderen zijn … Geen kip die het merkt… Of wel?

IMG_4703.JPG

iphone + tale kanaäns = goede preek

psalm 71Vanmorgen heb ik in de kerk de hele tijd op mijn iphone gezeten. Mogelijk dacht menigeen dat ik weer eens een nieuw verslavend spelletje was begonnen, maar nee, dat was niet het geval. De spreker was niet één van mijn favorieten. En hoewel hij qua inhoud altijd een zeer degelijke preek levert, is zijn sombere insteek en vooral ouder taalgebruik (aka tale Kanaäns) in mijn geval behoorlijk afleidend. Zoon 1 omschreef het voor de preek alsvolgt: “Oh nee, is dat die kerel die voorleest uit die hele oude vertaling en dan in die taal verder praat?”  Euh, ja, dat is die man.

Bij zin 2 – na het voorlezen van een behoorlijk ‘boeiend’ stuk uit Jeremia – fluisterde zoon 2 dat hij al was afgehaakt. Vergeef me mijn heidense kinderen, ze moeten het met mij als voorbeeld doen.

Dus, om te voorkomen dat ik de hele tijd afgeleid zou worden door de wat ouder wordende woordenschat en het puberale geschuifel en gefluister aan mijn rechterzijde, wilde ik ‘meeschrijven’. Pen en papier is zó 2013 dus sprong mijn iphone zomaar – geheel uit het niets vanuit mijn tas recht in mijn typegrage vingers.

 

Het bijbelgedeelte was al voorgelezen. Nu ben ik de laatste tijd wel aardig ‘fan’ van Jeremia vanwege zijn uitbundige klaagpartijen (iets wat bij God dus ook welkom is). Maar, tja, het gedeelte – in eerste instantie zomaar uit de context geplukt- was kaal, emotieloos, feitelijk en tja … nou niet bepaald tot mijn hart sprekend. (Jeremia 52:1-12 en 31-34)

De uitleg die volgde was wel sterk.  Echt, ik kon het alleen maar volgen omdat ik meetikte op het mini-toetsenbordje in mijn verwondde handen (heb geklust deze week). Dus hemel zij dank voor de gadgets van deze tijd.

Het boek Jeremia, en dat vooral het laatste hoofdstuk is inderdaad heel emotieloos en feitelijk. Het was de bedoeling ook niet om in dit boek te vertellen over hoe erg e.e.a was, hoeveel leed de mensen moesten ondergaan, hoeveel verdriet het deed dat … Die emoties: het huilen, het uitschreeuwen van onbegrip, het jammerlijk weeklagen, het uiten van dat wat hij en het volk diep van binnen voelde beschreef Jeremia al in het boek klaagliederen. Er was dus absoluut wél tijd en ruimte om al die negatieve gedachten en al die pijn, om dat te uiten naar God. Alleen niet in hetzelfde boek. In het boek Jeremia wil de schrijver duidelijk maken wat de feiten waren om zo te laten zien wat er werkelijk gebeurde: wat de oorzaken en het gevolg was van eea., hoe het verleden tot het heden had geleid en welk toekomstperspectief dit met zich mee bracht. Overzicht. Het boek Jeremia gaat om overzicht.

 

Is dat niet wat wij als mensen soms het meest nodig hebben wanneer we in het diepst van onze pijn zitten? Dat er én tijd en ruimte is om onze emoties te uiten maar dat er ondertussen ook feitelijk, alles op een rij gezet wordt zodat we overzicht hebben in dat wat gebeurde, hoe we tot de situatie waar we in zitten kwamen en dat we weer perspectief op de toekomst krijgen?

 

Voorafgaand aan de preek werd een stukje uit Psalm 71 voorgelezen. Jammer genoeg alleen maar het ‘leuke’ gedeelte. In deze Psalm is iemand aan het woord die zijn leven lang op God vertrouwde al ging dat niet zonder slag of stoot: Hij was in handen gevallen van wrede overheersende mannen (v4), er werd over hem geroddeld en tegen hem gespannen (v10), hij zat in levensbedreigende situaties (v11)… Hij voelde God echt niet altijd even dichtbij., hij smeekt God zelfs dat Hij niet te ver weg moest zijn, of dat God hem alsjeblieft te hulp zou komen – maw hij ervaarde geen hulp – (v11-12). Hij bidt niet om kracht zodat hij zijn vijanden kan ‘vergeven’ (oo- wat een slecht gristen – owja – het was waarschijnlijk ‘gewoon’ een Jood). Hij uit zelfs de hoop dat God zijn tegenstanders te schande zal doen staan (v13) …  Maar zodra de psalmist zijn grieven heeft geuit kan hij weer de feiten op een rij zetten. Door de feiten ziet hij weer de rode draad in zijn leven: vertrouwen in en op God.  Het is de combi van zowel de emoties als de feiten die maakt dat hij weer zicht heeft op de toekomst. Een toekomst waarin zowel emotie als hoop een plekje krijgt:

 

Mijn tong zal heel de dag van uw gerechtigheid spreken: wie mijn ongeluk zoekt, zal te schande staan. (Psalm 71:24)

 

Dit is precies de boodschap die Jeremia mij vandaag gaf – middels een door oud taalgebruik doorspekte preek.

 

(Jammer genoeg kunnen we die tekst vanavond niet zomaar op ons voetbalteam plakken :B)

 

Werkloosheid in de bijbel

loesje werkloosIn de klas hebben we het nu over de parabel van de werkers in de wijngaard. Voor verstokte christenen een overbekend verhaal.

Jezus vertelt dit verhaal naar aanleiding van de vraag hoe je in de hemel komt. Hij begint met het standaard Joodse riedeltje dat je God moet liefhebben enz enz. Maar wanneer de rijke jongeman aangeeft dat hij al die Joodse regeltjes al zowat zijn hele leven volgt geeft Jezus hem het advies om al zijn bezittingen te verkopen en hem te volgen.

Al je bezittingen … zou jij je huis, je auto, je tv, je bed, je voorraadkast, ALLES verkopen om Hem te volgen? De jongeman kan het in ieder geval niet. Beteuterd druipt hij af. De discipelen zijn hevig ontsteld en vragen zich hardop af of er nog wel iemand is die dan wel gered kan worden…  Maar Jezus maakt het ze glashelder: bij God is alles mogelijk, mits je Hem maar volgt.

 

Zou jij in staat zijn, nu, vandaag, om heel je hebben en houden te verpatsen? Hoe vast zit je aan je spullen? Eigenlijk is het geen eerlijke vraag. Tussen de cultuur van toen en nu heerst een mega-grote kloof. Destijds was het vrij ‘normaal’ om – wanneer een rabbi je ‘wilde’- alles achter te laten om bij hem in de leer te gaan. Het was bijzonder, iets wat maar weinig mensen was weggelegd omdat je bij de slimste slimmeriken moest horen die de heilige boeken door en door moest kennen … pas dan had je ooit, misschien een kans dat een rabbi je goed genoeg vond dat je hem mocht volgen. Wanneer je een rabbi volgde, deed je dat soms jarenlang en gedroeg je je zoals hem, je deed wat hij deed, negeerde wat hij negeerde, leerde wat hij leerde. Copy cat. Leren en groeien door te volgen. Anyway, als je die kans kreeg, deed je dat. Dat deze jongen dit bewust niet wil zegt dus iets over zijn leerbaarheid, over de waarde die hij hecht aan het ‘gemakkelijke’ leventje. De ‘eer’ was ondergeschikt aan zijn rijkdom. Hij was niet bereid om alles los te laten en te leren leven als Jezus.

 

Het volgen van een rabbi was dus sowieso voor bar weinig mensen weggelegd. Hoe kan Jezus dan stellen dat dit een voorwaarde is om in het koninkrijk te komen? Logisch dat de discipelen zowat half in paniek raken… Bij God is alles mogelijk, mits je Hem maar volgt. Hoe dat dan precies werkt legt Jezus uit aan de hand van het verhaal van de werkers in de wijngaard.

Samengevat: er is een wijnboer wiens druiven dringend geoogst moeten worden. Zoals gebruikelijk gaat hij naar het arbeidsbureau van die tijd – de markt- om net als andere werkgevers arbeiders in te huren. In die tijd had je vooral dagloners. Mensen die brood op de plank wilden gingen ’s ochtends vroeg naar de markt en hoopten erop dat iemand een baantje voor ze had. Aan het eind van de dag ontvingen ze dan het afgesproken loon om de volgende ochtend hetzelfde ritueel weer te ondergaan. Er was geen sociale zekerheid, geen financieel vangnet, het was een gure en onzekere tijd voor veel werkzoekenden. Enfin, de wijnboer huurt die ochtend een stel kerels in, het aantal wat hij denkt nodig te hebben en spreek een behoorlijk loon met ze af. Echter, na een paar uur ziet hij dat hij toch werknemers tekort heeft en hij haast zich weer naar de markt in de hoop dat er nog mensen zijn… En ja er staan er nog genoeg. Allemaal lui die niet zijn uitgekozen door andere werkgevers en al bijna de hoop op een avondmaaltijd hadden opgegeven.  Weer een paar uur later heeft de wijnboer door dat hij er nog steeds te weinig heeft… en weer gaat hij naar de markt. Het is echt het ‘afval’ wat achterblijft natuurlijk, want de sterke, bekwame arbeiders zijn er door anderen al uitgeplukt. Zo gaat dit een aantal keer. Iedere keer weer kiest de wijnboer weer nieuwe mensen… En met allemaal spreekt hij telkens hetzelfde dagloon af.

Aan het eind van de dag, wanneer hij iedereen uitbetaalt zijn de eerste arbeiders pissed. Ze krijgen ‘maar’ evenveel als die zwakke, zieke en misselijke ouwelui die halverwege of zelfs aan het eind van de dag pas werden ingezet. EVENVEEL! Belachelijk vinden ze het. Maar de wijnboer houdt voet bij stuk: “Ik had dit bedrag met je afgesproken – dit is wat je krijgt – ik doe met MIJN geld wat IK wil.”

 

De meeste leerlingen zijn het met de eerste arbeiders eens. Wie meer werkt moet ook meer krijgen. Maar wanneer ik ze wijs op hun oude opa’s en oma’s, de zieken of gehandicapten, op langdurig werklozen … niemand wil dat wie dan ook sterft van de honger. Voor sommige mensen is een uitkering noodzakelijk om te kunnen leven. .. Natuurlijk kan er stevig misbruik van gemaakt worden, maar in het verhaal las je alleen maar over mensen die wel wilden werken maar de kans niet kregen. Voor hen leek het – naarmate de dag vorderde- steeds onmogelijker om geld in het laatje te krijgen. Misschien konden ze fysiek niet eens de hele dag werken en heeft de wijnboer dat gezien en ze daarom pas later aangenomen… Dan is hij eigenlijk wel heel vrijgevig … Als alle werkgevers zich als deze wijnboer zouden gedragen, dan zouden er in ieder geval veel minder werklozen zijn.

 

Wat Jezus met dit verhaal wil zeggen: bij God is alles mogelijk. Daar waar mensen niet meer kunnen, begint God. Wanneer je hem wel wil volgen, dan tilt God je over je kunnen, over je mogelijkheden, heen. Waar jij onbekwaam bent, geeft God je alsnog kansen. Hij laat je uitblinken op je eigen unieke wijze.  Wanneer jij iets slechts deels kan, vraag God je niet om het geheel. … Als je maar wil volgen.

 

De vraag is dus … wil je wel?

 

 

WWJD: Je kind leren schelden

scheldenHaast iedereen vindt dat het niet mag maar iedereen doet het, de één wat meer of wat grover dan de ander.  Op facebook werd laatst een foto gepost tegen schelden met ‘kanker’. En ik snap het: dit als scheldwoord is kwetsend omdat velen (in)direct geraakt worden door deze rotziekte.

Mijn primaire reactie op de foto was ‘Schelden moet sowieso niet.’ Maar stiekem (vergeef me, ik weet ook niet waarom) stoorde ik me aan het feit dat kanker er als scheldwoord tussenuit gehaald werd. Komen er ook foto’s op facebook tegen schelden met kut, lul, bitch, homo of tyfus? Er zijn op deze wereldbol meer mensen met een lul dan met kanker en ook kut vind ik hoogst ongepast. Dus waarom focussen op ‘kanker’ als we het over schelden hebben? …

Moeten we wel tégen schelden zijn? Schelden is een manier om je eigen boosheid en frustratie te uiten wanneer dat met gewoon overleggen niet meer kan. Door te schelden met iets ‘erg’ laat je de ander (hopelijk) schrikken over hoe intens zijn gedrag je raakt. Schelden is een manier van communiceren wanneer woorden niet afdoende zijn. Vooral voor pubers want juist zij zitten in een fase dat ze moeten leren zichzelf te onderscheiden en daar hoort bij dat ze uitdrukken hoe erg iets ze raakt. Lastig genoeg zijn ze nog niet bij machte om daarbij niet in extremen te vervallen. Dit heeft met hersenontwikkeling zowel als met woordkennis en opvoeding te maken, maar absoluut niet met opvoeding alleen!

Helaas is onze samenleving steeds softer aan het worden. Kunnen we steeds minder hebben. Wanneer iemands gedrag een langdurige, slopende en zeer verdrietige uitwerking op je heeft mag je vooral niet de vergelijking met kanker maken (wat dan  juist het goede woord is.). We leren onszelf en onze kinderen vooral om boosheid in te houden, niet te laten zien hoe gefrustreerd je bent en vooral niet uiten, want dat hoort niet. Met als gevolg dat verontwaardiging en onvrede aan het sudderen gaan en uiteindelijk uitmonden in een uitbarsting van jewelste, een burn out, extreem gedrag, verwijdering of … .

 

Het is misschien een niet zo populaire mening maar ik denk dat schelden per definitie wel ok is. Je moet alleen weten hoe, waarom en wanneer.  De manier waarop je scheldt kan goed of (meestal) fout zijn… niet alles maakt dat schelden geoorloofd is… lang niet elke situatie is geschikt om te schelden.

Jezus schold. Schelden is dus ‘bijbels’. Schelden is christelijk. Nouja, laten we het genuanceerder zeggen: schelden hoeft niet zondig te zijn.  Addergebroed (ouderwetse versie van naaier wat mij betreft) en wit gekalkte graven waren Jezus’ favorieten. In die tijd en die omgeving was het niet ondenkbaar dat je gebeten werd door een giftige slang. Na een beet waren je overlevingskansen erg klein. Adders waren er genoeg en het kon iedereen overkomen… De gemiddelde leeftijd lag ook niet (meer) zo hoog als nu, oorlog en politieke onvrede was orde van de dag en graven werden met enige regelmaat hergebruikt, mede daarom werden ze ook ‘opgelapt’ en witgekalkt: om het mooier te doen lijken dan dat het was, maar aan de binnenkant zat rottigheid (letterlijk). Iedereen had dus (net als met kanker) (in)direct te maken met deze omstandigheden. Toch gebruikt Jezus deze termen om uit te drukken hoe gefrustreerd, verontwaardigd en boos hij is. Van minstens 1 geval is bekend dat hij er ook agressief bij werd en stoelen, tafels ea. tegen de grond aan smeet.  Maar hij koos wel uit wanneer het ‘ok’ was om te schelden. Het hoe, waarom en wanneer zijn cruciaal.

 

Laatst had zoon 2 een soort van verhitte discussie met zoon 1. Hij had geleerd dat iets niet mocht wat zoon 1 wel wou doen. Een derde persoon mengde zich stiekem in de discussie door achter de rug van zoon 2 om, zoon 1 op te stoken zijn zin door te drijven. Zodra ik dit door kreeg maakte ik het ‘openbaar’ en vermaande deze volwassene om vooral niet stiekem deze onenigheid aan te wakkeren. Zoon 2 was diep verontwaardigd, keek de persoon in de ogen en zei ‘Naaier!’. Ik kon er niet boos om worden. Heb hem ook niet terecht gewezen. Hij had gelijk en ondanks zijn niet zo fraaie woordkeuze maakte hij de ander wél gelijk duidelijk dat deze onfair en partijtrekkend bezig was en dat hij zich verongelijkt voelde. Ik was zelfs een beetje trots op hem (vooral omdat hij het bij dat ene woord hield en de situatie daarna liet voor wat het was.) hij had het hoe, waarom en wanneer goed uitgekozen.

Schelden moet kunnen. Net als snoepen. Net als seks. Alleen kan het niet zomaar, altijd of overal en is t lang niet altijd gepast. Maar ‘verbieden’ is net zoiets als je puber ‘verbieden’ junkfood te eten… We kunnen beter onze kinderen leren hoe, wanneer en waarom schelden wel kan. Anders doen ze t stiekem, liegen erover of dragen ze de gevolgen van opgekropte frustratie…
 

Ik ben trouwens wel benieuwd … hoe leer jij je kind zijn boosheid en frustratie (ten opzichte van de ander) uiten?

 

 

Noot:

Voor iedereen die (in)direct met kanker te maken heeft, ik wil met bovenstaande in geen enkel opzicht afbreuk doen aan het lijden en verdriet wat dit met zich meebrengt. Ook ik vind dat de naam van deze ziekte veel te vaak, ongepast, toegepast wordt.

Bron foto: Ad.nl

Hemelse conversaties over waarom de kerk verlaten werd …

praatjeTrek ik het aan … of zoek ik het onbewust op?  Misschien herken je het wel: (totaal) onbekenden waarmee je per toeval in gesprek komt – op de meest vreemde plekken – en ineens rolt hun hele levensverhaal, inclusief intieme details, er zomaar uit…

Met enige regelmaat overkomt het me. Iedere keer weer vind ik het bijzonder, ervaar ik het als een voorrecht.

In de stad wanneer ik aan het inparkeren ben: een schilder vraagt me vriendelijk, excuserend verderop te gaan staan. Met een glimlach rij ik verder en loop een extra stukje om. Hij bedankt me, legt uit hoe en waarom, dat ie dit werk al jaren doet en voor ik het goed door heb weet ik dat hij gereformeerd is maar nooit meer een voet in de kerk zet. Afgeknapt. Zijn broer was homo en dat ‘kon’ niet, dus hij ‘kon’ de kerk niet meer …

Via een weggeefsite drop ik bij een gezin 2 mega-tassen doorgeefkleding. Ik kreeg de tassen via via, heb er wat uitgehaald, stop er weer wat anders in en breng ze naar de volgende op de lijst. Tijdens het korte praatje aan de deur (wat tot bijna een uur uitloopt) krijg ik te horen dat ze het niet zo breed hebben. Ik ken haar niet maar ontdek dat ze een terminaal ziek kind heeft, met moeite de medicatie kan rondbreien maar ze vindt dat ze niet mag klagen want ze heeft geld over om elke week 1 zak chips voor haar pubers te kopen …

Ergens in een garagebox achteraf: via via mag ik wat spulletjes ruilen en binnen de kortste keren vertelt de man mij dat hij onschuldig in de gevangenis heeft gezeten, dat hij door ‘kerkvrienden’ in de steek werd gelaten, wat voor nare dingen er in zijn gezin zijn voorgevallen en dat hij nu de zorg heeft voor zijn kleindochter van 5, de kerk ziet hij nooit meer van de binnenkant – denkt ie – begrafenissen en bruiloften daar gelaten. “Maar zeg nooit nooit.”  zegt ie erbij…

 

Toevallige ontmoetingen. Diepe gesprekken. Kansen tot ‘conversatie’. Heb jij ze nog?  Dit soort momenten zijn dé momenten waarop je kan getuigen van welke wereld je bent. Wie je dient. Wie je Heer is. De gesprekken ‘overkomen’ je niet zomaar. Je creëert er zelf de kansen voor.

Hoe?

Door mensen te zien staan (dat begint met ze echt aan te kijken – en niet vluchtig groeten om snel je hoofd weg te draaien.)

Door tijd te hébben. Nee, niet denken ‘Als het zover is, máák ik er wel tijd voor.’ Mensen hebben feilloos door óf je al tijd voor ze hebt. En pas als je laat merken dat je ze ziet, écht ziet en geen haast hebt om door te lopen naar de volgende activiteit op je lijstje, pas dan gaan ze van start.

Luisteren. Niet het standaard geja-knik, instemmend gemompel en het ondertussen rondkijken wie je allemaal kan horen en hoe ongemakkelijk het misschien is. Luisteren is oprechte interesse tonen in de ander. Luisteren is een gezonde nieuwsgierigheid hebben in hoe het met de ander gaat. Echt gaat.  En je hoeft echt niet gelijk van wal te gaan met je eigen ervaringen en geloofsovertuigingen. Alleen wanneer ze ernaar vragen … en dan doe je er niet al te ‘heilig’ over maar laat je juist de eenvoud spreken…

 

Tijd en aandacht hebben voor de mensen om je heen zodat gesprekken op gang kúnnen komen … heb je dat nog? Hoe zorg jij ervoor dat mensen zich ‘vrij’ genoeg voelen om zich ten opzichte van jou te uiten?

Jan Wolsheimer was me vandaag een stapje voor en blogt hier ook over. Op facebook koppelt hij zijn blog aan de vraag ‘Hebben mensen recht op aandacht?’.  Wat vind jij? Hebben ze dat?

 

Hugh Halter zegt in zijn boek Flesh hierover het volgende: church attendance alone, if left unchecked with real involvement with others, turns people into Pharisees… it creates a apathy that ends up exploiting the people who really need God the most.

Vrij vertaald: Alleen maar naar de kerk gaan, zonder echte ontmoetingen verandert gelovigen in hypocrieten … het creëert een soort apathie die eindigt in het buitensluiten van juist die mensen die God het meest nodig hebben. (Blz 137)

 

Geef jij mensen in jouw omgeving dit ‘recht’ of ga je (onbewust / onbedoeld) voor de apathie en het buitensluiten?

Bevrijding: voor je uppie of iedereen?

gods-liefde-ervarenIsraël leeft in ballingschap. Alle notabelen zijn gedeporteerd, weggevoerd en verspreid over heel Assyrië. De Hebreeërs die achterbleven in Israël waren niet bij machte iets te ondernemen en de ballingen konden niet of nauwelijks met elkaar communiceren, laat staan een verzet opbouwen. De situatie leek uitzichtloos, hopeloos…

Israël als land had een bloeiende periode gekend onder David en Salomo. Maar Salomo’s zoon Rechabeam liet zich leiden door de macht en centen in plaats van door God en het land viel in 2 delen uiteen. Door deze verdeeldheid werd het land kwetsbaarder, het verloor aanzicht bij de omliggende landen en al probeerden latere koningen hier e.e.a. aan te doen, het was een periode van onrecht, machtsmisbruik en protest.

Onrecht voor vele landgenoten, machtsmisbruik door mensen op belangrijke posities en protest van de profeten. Maar het protest en de waarschuwingen mochten niet baten en uiteindelijk val Assyrië hun aan en voert vele Israëlieten af.

Daar zitten ze dan. Als slaven in Verweggistan. Geen oog op redding. Geen plek waar ze hun geloof konden uiten. Ze zijn ballingen. Eenzaam en alleen. God lijkt een god van ver weg.

 

En dan geeft God Jesaja deze boodschap:

Jij bent zo kostbaar in mijn ogen, zo waardevol, en Ik houd zoveel van je dat ik de mensheid geef in ruil voor jou. Ja, alle volken om jou te behouden. (Jesaja 43:4)

God zegt tegen het volk dat Hij van ze houdt – ondanks hun jarenlange onrecht, ondanks hun langdurige ontrouw. Hij zegt dat ze hem zelfs belangrijker zijn dan andere volken en ervoor zal zorgen dat ze niet uitgeroeid worden. God heeft een band met zijn volk. Ooit koos hij hun voorvader uit met een bijzonder plan. Het was (is) Zijn bedoeling om via dit geslacht de wereld te laten weten wie Hij is. Maar dat wil niet zeggen dat Hij ze 1,2,3 uit de ellende haalt waar ze zichzelf ingewerkt hebben.

 

Mijn hartschrift nodigt me uit deze tekst op mezelf te betrekken. Ik merk dat dit me behoorlijk moeite kost. Natuurlijk zie ik ook wel de vergelijking naar Jezus, de mensenzoon, dat God Hem inruilde voor ons behoud… Maar ik zie dit niet zozeer als een individueel te lezen tekst. De ‘Jij’ in deze boodschap slaat op het volk als geheel.  Ik vraag me ook af of we deze tekst recht doen door hem op iemand als individu te plakken. Natuurlijk, ieder van ons is van belang voor God. Maar als je het daarbij laat mis je het collectieve aspect. We kunnen elk op onze eigen manier een ‘lichtje’ zijn… Gods liefde uitstralen. Maar elk op ons eilandje zijn we net als de Israëlieten in ballingschap.

Mmm, misschien zegt deze tekst toch meer over mezelf dan ik in eerste instantie dacht. Ik voel me ook een balling.  En met mij zijn er vele christenen die zich niet (meer) thuis voelen in hun geloofsgemeenschap. Teleurgesteld zijn. Gelovigen die de hoop hebben verloren, God als ver weg ervaren of geen uitzicht op een mooie toekomst hebben.  …

Gelukkig blijft het niet bij deze tekst alleen en weten wij nu dat God de daad ook bij het woord voegde. De Perzen vallen Assyrië binnen en koning Cyrus geeft de Joden hun vrijheid terug. God beloofde het de Israëlieten, maar hij belooft het ook aan ons vandaag:

Maar al moet u nog korte tijd lijden, God, de bron van alle genade, heeft u geroepen om in Christus Jezus deel te krijgen aan Zijn eeuwige luister. God zal u sterk en krachtig maken zodat u staande zult blijven en niet meer zult wankelen. (1 Petrus 5:10)

Ere zij God en Vré-é-de op aarde

wereldvredeElke zondag krijg ik een ‘binnenkamer’ van Sestra in mijn inbox; een korte overdenking – een bijbeltekst, thema of gedachte om als christen even bij stil te staan. De ene keer spreekt het me meer aan dan de andere keer maar ik weet dat het soms een bevalling kan zijn om wéér een stukje te ‘moeten’ schrijven dus waardeer ik de schrijfsters zeer.

Vandaag was het thema ‘Vrede’. De meeste kerstdiensten eindigen steevast met het Ere zij God en haar vree-é-de op aarde. Maar wat is vrede eigenlijk? In het woordenboek lees je dat vrede een toestand van rust is of een toestand zonder oorlog of onenigheid. Ik denk echter dat het woord ten diepste herstel met God betekent.

Wanneer God ziet dat de mens nooit of te nimmer bij machte zal zijn om de relatie met Hem te herstellen stuurt Hij zijn bloedeigen Zoon. De hele reden dat we met Kerst de geboorte van Jezus vieren is omdat God daarmee onze verlossing op het oog had. Hij wilde dat onze relatie met Hem weer werd hersteld.  Dat is de gedachte achter kerst. Dat is waarom we vréde op aarde zingen.

Wanneer Jezus zijn wonden aan de discipelen laat zien terwijl Hij hen vrede belooft wordt een schril contrast zichtbaar. Enerzijds had je de Romeinse wereld vol intriges, oorlog en onzekerheid; een wereld waarin Gods zoon gemarteld en gekruisigd werd en herstel verder weg dan ooit leek. Anderzijds stond Hij daar: de Strijder voor gerechtigheid, de Brenger van heil, de Vredevorst die kwam in de gedaante van een kwetsbaar kind zodat de mensen weer vrij en zonder schroom tot Hem konden naderen. …

 

Vandaag de dag lijkt er niet veel veranderd. We leven nog steeds in dezelfde gebroken wereld met oorlog, haat en nijd. Een wereld zoals God hem voor ogen heeft lijkt nog even ver weg. Het contrast met de boodschap van Kerst lijkt haast groter dan ooit. Misschien dat daarom zoveel mensen de feestdagen liever overslaan; omdat dit contrast juist benadrukt wat ze verloren hebben, wat hun verdriet doet, welke onrust er in hun harten leeft …

Maar Jezus heeft met zijn komst, met zijn lijden en sterven, ons Zijn vrede gegeven. (Joh 14:27) Hij heeft onze relatie met God hersteld. De werkelijke vrede is nu in ons bezit, vrede is ons eigendom. Vrede is een onderdeel van de vrucht van de Geest; een eigenschap waarmee we kunnen werken aan onderlinge eenheid en verbondenheid; een werktuig die strijd tégen oorlog en onenigheid. Vrede is een verantwoordelijkheid; het is aan ons om het uit te delen. Het is aan ons, om de vrede die in ons leeft, te verspreiden zodat het Ere zij God en het vrede op aard ultieme werkelijkheid wordt.

 

Wanneer je aankomende week dit lied zingt, zing het dan niet alleen uit dankbaarheid voor wat je zelf mocht ontvangen, zing het ook – en misschien vooral-  als een belofte; dat je de verantwoordelijkheid tot uitdelen zult dragen.

imperfecties horen bij het ontzaglijke wonder van ons bestaan (Ps 139)

psalm 139Psalm 139 staat op mijn hartschriftmenu en de vraag is wat deze bijbeltekst mij zegt.

Natuurlijk staat niet de hele Psalm beschreven, enkel verzen 1 t/m 6. In dit stukje omschrijft de psalmist hoe goed God hem (ons) kent; alles wat we denken en doen heeft God al gezien nog voor we het hebben gedacht of gedaan.  Mooi maar onvolledig. Helaas gebeurt het vaak in ons evangelische wereldje, dat alleen het easy gedeelte gelezen wordt en dat waar ‘we’ niks mee kunnen wordt achterwege gelaten…

Wat mij aanspreekt is het geheel van de psalm;  dat het juist geen zoetsappig halleluja-verhaaltje is.  De psalmist – Koning David – heeft veel meegemaakt en laat in dit deel van de bijbel zien dat het leven niet altijd een happy clappy gebeuren is. In vers 11 toont David dat je als gelovige ook depressieve gevoelens kan hebben en dat je soms ook het idee kan hebben dat het voor jou allemaal niet zo nodig meer ‘moet’.  Maar zelfs in die emotie (of je het voelt of niet) is God heel nabij.

Vers 19 toont ons dat je je in je geloof heel eenzaam kan voelen of dat je juist een afkeer kan krijgen van mensen die God bespotten. Natuurlijk is het niet de bedoeling dat we als christenen gaan samenklieken en anders-gelovigen buitensluiten, toch gebeurt het omdat we ons bij anderen onveilig kunnen voelen. Soms zo onveilig dat je een hekel aan ze krijgt.  Voor wie denkt dat dit niet geldig is voor hem of haar: hoe denk of spreek je over Marokkanen, Polen, Bulgaren, over atheïsten of gewoon de mensen die je niet tot ‘jouw slag’ rekent? Accepteer je discriminatie of racisme; misschien niet in de grote lijnen, maar wat als het om moppen of zogenaamde ‘waarheden’ gaat?

Anyway. David worstelde ermee. Ook de grote koning die door God “Een man naar mijn hart” genoemd werd had een hekel aan sommige mensen.  Niet zomaar een hekel; hij haatte ze! Maar zelfs met dat soort gevoelens voelt hij zich veilig bij God – Die wist immers al dat hij zo dacht.  David kent zijn plaats. Hij is zich bewust van zijn fouten maar hij benoemt ze openlijk en vraagt God hem te bewaken voor (nog meer) misstappen.

Wat zegt deze tekst mij? Dat het ok is om sombere emoties te hebben. Dat het normaal is om de dingen soms ietwat zwartgallig te zien.  Dat het logisch is dat je niet iedereen te vriend wil houden. Dat het leven niet altijd rozengeur en maneschijn is.

Iemand (ik) die uit eigen ervaring weet wat depressie is, leest niet zomaar een halleluja-hef-je-handen-dans-verhaal in deze psalm. Die leest (ook) een getuigenis van iemand die diep in de ellende heeft gezeten en juist vanuit die pijn beseft wat het betekent dat God je kent en dat jij Hem kent.  Als we de pijn van het leven negeren of ontkennen, negeren of ontkennen we ook Zijn aanwezigheid in die momenten. Voor mij is dit een psalm die oproept tot erkenning, berusting, aanvaarding en acceptatie. Een psalm die leert dat ‘wonderbaarlijk” zowel mooie als minder mooie dingen inhoudt en dat ook onze imperfecties horen bij het ontzaglijke wonder van ons bestaan.

Mijn moment met God

mijnmomentmetGodJe eigen schrijfsels ‘officieel’ gedrukt zien staan doet je wat. Tenminste, mij wel. Al stelt het absoluut niet veel voor, een beetje trots ben ik wel. Het is geen boek-boek geworden maar een soort van kalender. Het is een soort van dagboekkalenderachtiggeval wat je met een ‘ingebouwd’ standaardje op je tafel te showen kan zetten. Er staan 52 overdenkingen in, voor elke week van het jaar 1. En 6 stukjes zijn van mijn hand (eigenlijk 5 en een kwart :P) Mijn naam staat niet op de auteurslijst, niet op de achterkant, sterker nog je moet hem echt ‘zoeken’ zo klein staat ie her en der in de kantlijn – dus zo ‘belangrijk’ ben ik niet. Maar het zijn wel MIJN schrijfsels…

Sommige dingen die ik ‘destijds’ schreef beleef ik nu heel anders, of zijn een beetje op de achtergrond verdwenen, maar nu zetten ze me weer aan het denken of haal ik er zelfs een bemoediging uit. Bizar “Ik bemoedig mezelf wel” – haha – wie kan dat van zichzelf zeggen :D? En zo gebeurt het dat wat ik jaren geleden uit geloof schreef, mijn geloof van nu weer sterkt…

Vandaag las ik een stukje van Femmie van Santen – over de eeuwige ontevreden vrouw van kabouter Piggelmee. Ik kende het hele verhaal niet maar de clou was dat ze nooit tevreden was, altijd mopperde en steeds meer wilde maar uiteindelijk gewoon weer daar belandde waar ze ooit gestart was. Wij mensen kunnen ook wat afmopperen en steeds meer willen. Deze periode leent zich daar bij uitstek voor! Ik merk het aan mezelf… Met regelmaat weer online shoppen: je digitale ‘karretje’ helemaal vullen om uiteindelijk (mopperend) toch maar niks te kopen… Ik wil (nog steeds) zwarte laarzen, een -rode- crockpot en liefst ook een nieuwe -rode- keukenmachine, een ‘Noors’ vest, sneakers met bont, nieuwe mascara van Maybeline én niet te vergeten: een TATTOO! … Dinsdag moet ik voor controle weer naar de plastisch chirurg maar eigenlijk, als ik het geld had (en manlief stond het toe) … :B En dan mijn wensen voor in huis … Of voor man en kinderen … ik wil, ik wil, ik wil.

We mógen verlangen naar meer. Op zich is er niets mis met het reikhalzend uitkijken naar dat wat je mogelijk nog mag ontvangen… Of om ‘zin’ te hebben in het kadootjes uitpakken, iets te ontvangen of om iets voor jezelf te willen kopen (ook dat wat je eigenlijk helemaal niet nodig hebt). De kunst is om ondertussen tevreden te zijn met dat wat je reeds hebt. Zoals altijd gaat het hierin weer om de balans.  Mopperen is defenitely een symptoom van ontevredenheid … Sjacherijnen of ‘klagen’ al helemaal.   … Mmm, ik denk dat ik gewoon een heel ‘duidelijk’ wensenlijstje opstel en dat ’toevallig’ op manliefs bureau laat slingeren van de week. Daarmee sla ik 2 vliegen in 1 klap; hij zit niet met het vreselijke probleem dat hij niet weet wat hij voor me moet kopen én ik krijg dat wat ik wil zonder mopperen.

Heerlijk, zo een overdenking uit ‘Een moment met God’

Omhoog ↑