Science of happiness

Over een paar weken mag ik mijn 4 havo leerlingen lesgeven over ‘geluk’.

Notabene ik… Ik die overgevoelig ben geweest voor somberheid en depressie. Ik met de burn out van nog maar een paar jaar geleden wat het zwaarste dieptepunt ooit was. Ik die er 35 jaar over heeft gedaan om eindelijk een soort van gelukkig te kunnen zijn met mezelf.

Gelukkig met mezelf – dat maakte echt ’n verschil! Tussen haakjes, ik heb het nu even over hoe ik ben, inclusief kwaliteiten zowel als valkuilen. Qua uiterlijk ben ik ‘iets’ minder gelukkig 😅. Dus wie mij wil sponsoren voor wat cosmetische ingrepen kan zich direct melden: ik ontvang u hartelijk. Nee, grapje (niet echt maar toch 😅).

Anyway… Ik mag lesgeven over geluk en over dat wat je gelukkig maakt. Een gedegen voorbereiding was en is dus op z’n plaats. Zo kwam ik tijdens wat onderzoek terecht bij een prachtige reeks filmpjes van Science of happiness waarbij op semi-wetenschappelijke wijze uitgezocht en getest wordt wĂĄt een mens nou gelukkiger kan maken. En rara 1 van die filmpjes benadrukt het belang van ‘dankbaar zijn’ als geluksverhogend aspect.

Dus wat ga ik mijn stuudjes leren? Het belang van ‘Je zegeningen tellen’! Nou zo zou het in tale KanaĂ€ns weerklinken… Ik verpak het uiteraard iets anders.

Maar denk nou eens zelf: hoe kan je dankbaarheid aanleren? Hoe train je jezelf om je dankbaarder te voelen? Hoe moet dat, je zegeningen tellen? Het klinkt veel simpeler dan dat het in werkelijkheid is…

Wanneer je geluksgevoel je in de steek laat is het helemaal niet zo vanzelfsprekend om een lijstje te maken van alles waar je wĂ©l dankbaar voor kan zijn. En zelfs als het je lukt om zo een waslijst aan kleine dingen op te schrijven… Wat dan nog?

Afgelopen weken heb ik menigmaal liggen janken, gillen, kronkelen en kermen van de pijn. Wanneer de pijn daalde tot een min of meer ‘verdraagbaar’ niveau kon ik vaak niets meer dan alleen maar liggen. Soms kon ik niet eens uit bed om naar wc te gaan. De pijn vermorzelde haast elk grammetje geluksgevoel. En toch was daar mijn echtgenoot die me troostte, waste, mij m’n medicatie toediende, het huishouden overnam… Zoon 1 ondersteunde hem en mij waar hij kon. Wanneer manlief weg moest voor z’n werk was het mijn zoon die me uit bed tilde en me naar de badkamer hielp… Zoon 2 kwam regelmatig even bij me op bed zitten, leidde me wat af, maakte me lekkere broodjes, thee of wat anders. Tijdens de pijnaanvallen was het onmogelijk om ‘dankbaar’ te zijn… Ik moest de pijn zien te overleven… Maar wanneer het ook maar kon bleef ik mezelf en hen benadrukken hoeveel mazzel ik met ze had. Ik appte erover, blogde erover, vertelde het aan iedereen die me vroeg hoe het ging. En belangrijk: ik bleef het tot in detail aan mijn 3 heren benoemen. “Dank je dat je me (weer) tilt.” “Dank je dat je de moeite neemt me te wassen.” “Dank je dat je naast al je werk ook zoveel voor mij doet.” Dank je voor …

Dankbaarheid zit hem niet in het maken van een zegeningenlijstje. Dankbaarheid zit hem in het elkaar benoemen wat je waardeerde en waarom, in het vertellen wat het met je doet en deed, in het openlijk erkennen en accepteren dat de ander je aanvult waar jij niet meer kan…

“Tel je zegeningen 1 voor 1.” Klinkt zo wel heel anders hĂš?

Kijk vooral het filmpje van Science of Happiness wat me inspireerde. Voer eens dezelfde opdracht uit: neem een persoon in gedachte die belangrijk voor je is en schrijf een kantje vol met waarom precies. Benoem karaktereigenschappen waar je van houdt, acties die je waardeerde, wat je ziet aan inzet en moeite voor jou … Beschrijf niet 1 tekortkoming tenzij het er een is waarvan je geniet…Noem voorbeelden en hoe jij je daarbij voelde. Schrijf een heel kantje vol en eventueel meer als dat je lukt.
En dan… Bel die persoon op of meet hem of haar face to face om alles wat je schreef voor te lezen. Uit je dankbaarheid!

Pijn, verdriet en omstandigheden zullen er niet door verdwijnen, maar je geluksgevoel heeft behoorlijk meer kans van overwinnen. Dit was duidelijk te merken aan de proefpersonen in het filmpje.

Maar ik kan het je ook uit recente ervaring zeggen: het is best gek om te huilen van de pijn maar op een rare aparte manier toch gelukkig te kunnen zijn.

Try it!

IMG_5009.PNG

Als een dief in de nacht

Onze samenleving verarmt in hoog tempo. Ik schrik van de hoeveelheid discriminerende en rascistische opmerkingen die te pas en te onpas weerklinken uit zogenaamd zelfbehoud.
Je kan ook haast niks goed meer doen of er wordt gezocht naar het addertje onder het gras. De zoektocht naar persoonlijke vrijheid en eigen recht neemt dramatische proporties aan en verplettert het beetje participatiegedrag wat onze samenleving nog rest. … Het recht wordt steeds vaker in eigen handen genomen, emoties escaleren in dreigende taal en gebalde vuisten.
“Handen af van onze…” is de leuze die met priemende vingers en verwijtende blikken wordt gecommuniceerd.

Kleine zowel als grote momenten die de bedoeling hadden om plezier en samenhorigheid te brengen worden bedolven onder onbezonnen taal, achterdocht en zelfs haat of geweld.

Triest. Waar gaat het met onze maatschappij naar toe? “De maatschappij dat ben jij” was ooit een leuze. Er niets tegen doen, is wat mij betreft hetzelfde als meedoen. Maar hoe je je steentje bijdraagt ten goede of ten kwade kan niemand voor een ander bepalen.

Denk er eens over na… In wat voor maatschappij wil jij leven en hoe kan jij bijdragen aan de verwezelijking ervan?

Jaren geleden wist mijn broer het dramatisch heersende gedrag te vangen in een sinterklaasgedicht. Haat, homofobie, geweld… Alles wist hij erin te vangen.

Het gedicht op zich vond en vind ik behoorlijk grappig … Lees het op z’n Vlaams, lees de humor en tegelijk de tragiek:

Als een dief in de nacht.

’t is 5 december midden in de nacht,
ik lig in bed, de klok tikt zacht,
’t is 4 uur, ik maak me kwaad,
ik kan nie slapen, ‘k weet geen raad.

Plots, opeens en onverwacht,
gepiep, gekraak, geluid heel zacht.
Een voetstap, gebonk, een deur uit het slot,
Miljaar deju, iemand in mijn kot!

Een rover, bandiet, misschien de buren,
ik sluip, ik waak en zit te gluren.
Een donkere schim, een bruin gelaat,
Miljaar deju het is een Kroaat!

Ik vlieg erop en molesteer,
ik sla, ik schop en hij gaat neer.
Langs mij staat nog een illegaal,
‘k bewerk zijn smoel met nog meer kabaal.

Hij gaat neer en ik trap hem na,
hij brult en tiert en schreeuwt “Mamaaa”.

En dan staat daar een ouwe vent,
Bejaard, seniel en incontinent.
Hij zwaait en zwiert met ’n wandelstok,
’t is een janet: hij draagt een rok!

Ik denk, ik peins, wie is die vent?
Die baard, die jurk, ik heb hem gekend…
Miljaar de dieu, ik ken die dwaas,
’t is nondedoeme de Sinterklaas !

IMG_4972.JPG

de pijn is dwingend, niet belangrijk

optimismeEr zijn zo van die momenten dat de dwingende werkelijkheid je afleiden van de belangrijkste. Afgelopen week schreef ik over mijn ziekenhuisperikelen en maakte ik daar een heuse klaag(m)uur van. Wanneer je jezelf niet eens zelf kan afdrogen of aankleden na een moeizame douche is de dwingende werkelijkheid een behoorlijk aanwezig feit. Ik wil niet afhankelijk zijn van een ander. Ik wil niet continue pijn hebben. Ik ontbijt liever met warme bakkersbroodjes dan met Tramadol en Lyrica. Ik wil niet continue bang hoeven zijn voor de potentiële pijnscheuten die me zomaar achter elke beweging kunnen opwachten om me aan het gillen en huilen te brengen.

Hoe dwingend deze feiten zich ook aan me opdringen, het zijn niet de belangrijkste. Dit gegeven trof me toen we al zappend terecht kwamen bij het tvprogramma ‘Over mijn lijk’. Een jonge vrouw stond samen met haar vriend te kijken naar een rouwkoets, voortgetrokken door 4 gitzwarte paarden. Als ze dan toch moest gaan, wilde ze het zo. Slik. Een meisje van 18 in een zweefvliegtuig, genietend van het uitzicht, vertelde dat er maar 2% kans is dat ze de hersentumor overleeft. Dubbelslik. Een jonge vent, dolgelukkig omdat hij epilepsie heeft want dit betekent dat zijn terminale ziekte niet in snellere opmars is, misschien kan hij nog trouwen, misschien kan hij nog 


 

Ik schreef het al eerder, maar ook vanmorgen had ik een lieve vent die me uit de douche hielp, me zorgzaam afdroogde en mij m’n kleding aantrok. Zoon 1 staat klaar om de weekboodschappen te halen en zoon 2 stofzuigt vandaag het hele huis. Ik heb een huis, een dak boven m’n hoofd, een warm bed om in te slapen.  Ik kijk naar kast waar de foto van Abdullah Ahad, ons sponsorkindje uit Bangladesh staat. Ik weet niet eens of hij een echt bed heeft om in te slapen.

 

De dwingende werkelijkheid is een feit, ik doe niets af aan de pijn aan de wachttijden in de zorg of aan mijn gevoel van onvermogen. Maar wanneer ik kijk naar de belangrijkste werkelijkheid kan ik me toch dankbaar stemmen.

 

bron foto

Eerst je partner, dan de kinderen …

gezinIk reblogde vanmorgen een post van een Amerikaanse blogger die het lef heeft om de overdreven zorg voor kinderen aan de kaak te stellen. Volgens hem gaan sommige ouders veel te ver in het verafgoden van hun pupillen. Het mag de kroost vooral nergens aan ontbreken, ze doen ‘alles voor de kids’ en daarmee verwaarlozen ze een belangrijk onderdeel van hun opvoeding: hun kind leren dat ze een heel voldaan gevoel krijgt wanneer ze zelf ergens voor gewerkt of gevochten hebt of ze leren omgaan met teleurstellingen. Ik deel zijn mening. Hoezeer ik ook onderschrijf dat je van je kinderen moet houden en je verantwoordelijkheid als ouder moet dragen
 je kan hier stevig in overdrijven.

 

Nog vaker dan deze extreme vorm van je kids centraal stellen zie ik dat ouders zichzelf als stel verwaarlozen. “Hij slaapt alleen maar bij ons in bed” , “Nee, ik doe ze niet zomaar naar de oppas.” ,”Het is veel te leuk om de kinderen erbij te hebben”, “De tijd voor elkaar komt wel weer als ze de deur uit zijn.” “Nee, we kunnen het geld nu beter voor de kids gebruiken.” En zo zijn er excuses te over om niet of te weinig in elkaar te investeren. En dat terwijl je als ouder moet voordoen hoe je je eigen relatie onderhoudt en prioriteit geeft. Ouders hebben hierin een voorbeeldfunctie! En nee dat hoeft niet ten koste van je kids te gaan. Sterker nog: doe je het niet, dĂĄn gaat het ten koste van je kinderen! Want hoe wil je je kinderen leren hoe ze (later in het leven, uiteraard liefst zo laat mogelijk) een duurzame relatie kunnen opbouwen Ă©n onderhouden wanneer je daar zelf jammerlijk in faalt?

 

Ik zie ze zoveel
 de ouders die elkaar uit het oog verliezen. Die ‘omwille van de kinderen’ niet meer investeren in zichzelf als koppel. Jonge mensen die het niet eens meer leuk vinden om met z’n twee uit te gaan, omdat ze niet meer weten wat ze tegen elkaar zouden moeten zeggen of omdat ze zich op zo een avond meer zorgen maken om de kinderen dan om zichzelf. En laten we de excuses van oppas en geld even laten voor wat het is: excuses. Want oppas kunnen / willen regelen is meestal een kwestie van prioriteiten stellen en samen iets ondernemen hoeft echt geen geld te kosten.

 

Hoe graag ik ook mĂ©t mijn kinderen op vakantie ga, hoezeer ik er ook van geniet om als gezin e.e.a. te ondernemen: even alleen met manlief op pad is iets waar ik behoorlijk veel waarde aan hecht. Al stel ik het lege-nest graag zo lang mogelijk uit: ik kijk stiekem ook al uit naar de dag dat man en ik met z’n twee genieten van lange avondjes voor de open haard, met z’n twee op reis, met z’n twee kokkerellen, met z’n twee 


 

Wat velen vergeten is dat je behalve de mooie dingen ook de vervelende dingen met elkaar moet delen. En delen is heel wat anders dan VERdelen. Natuurlijk ‘verdelen’ wij hier in huis ook de klusjes: ik hoef me totaal geen drukte te maken over de was en kan mijn vuile kleding heerlijk dumpen in de hoek bij de trap, wetende dat manlief het voor me opraapt, wast, uithangt en opgevouwen weer op mijn kant van het bed legt. Hij hoeft zich daarentegen nooit druk te maken over het soppen van de wc of het dweilen van de vloer en het avondeten komt meestal van mijn hand. Maar daar heb ik het niet over. Hoe je als koppel samen omgaat met de minder leuke kanten van het leven zegt alles over de houdbaarheid van je relatie.  Zo peinst manlief er niet over me alleen naar het ziekenhuis te laten gaan voor Ă©Ă©n of ander vervelend onderzoek.  Ik accepteer zijn teruggetrokken stilzwijgen voor zolang het goed is voor hem en daag hem daarna uit door samen in actie te schieten.  Wanneer moeilijke gesprekken met derden zich aandienen gaan we deze – waar mogelijk- samen aan, of we bereiden ze in ieder geval samen voor.  Waar moeiten ons overkomt nemen we de tijd om er samen even op uit te trekken, samen uit te waaien in het bos of samen een kopje koffie bij een strandtent te drinken…

Het gevolg van dit SAMENleven is dat je elkaar steeds meer begrijpt, steeds meer emotioneel op elkaar ingespeeld raakt en, niet onbelangrijk, anderen geen kans geeft inbreuk te plegen op je relatie.

 

Nu pretendeer ik niet dat wij het perfecte koppel zijn, dat ons nooit wat kan gebeuren. Natuurlijk zijn wij het ook wel eens grondig met elkaar oneens en spat dat er bij tijd en wijle vanaf. Zonder downs geen ups. Maar dat we elkaar na zo een down-fase weer ‘vinden’ heeft alles te maken met de investering die we op andere momenten hebben gedaan.

 

Juist wanneer je kinderen hebt moet je de momenten van investeren vermenigvuldigen. Altijd eerst voor elkaar kiezen (en pas daarna de kids) en in elkaar investeren zorgt ervoor dat je een stabiele basis legt waarop je als gezin kan bouwen. Zonder die basis is de rest slechts een kaartenhuis wat elk moment in elkaar kan storten.  “Alles voor de kids” begint dus met samen-leven in plaats van naast elkaar leven, in mĂ©t elkaar praten ipv tegen elkaar, in elkaars leven delen ipv taken verdelen.  Dus: wanneer je je kinderen Ă©cht wilt verwennen, verwen dan eerst je partner.

 

 

bron foto: vriendinnenonline heeft mbt dit onderwerp ook een lezenswaardige column: Het mooiste kado voor je kind.

vandaag is het wonderdag

kalmaandagEen dag als geen ander, en toch weer hetzelfde stramien. Het onlangs hernieuwde ritme baant zich haastig een weg naar een bekend patroon. Alles is anders,  niets is veranderd.  De kop is eraf, het begin is begonnen, kennis gemaakt: rust gestaakt.

De start was vurig, vol passie voorbereid. De weken ervoor hadden tot energie geleid. Het nieuwe wordt nu oud, het oude vertrouwd.

316 nieuwe gezichten. Evenveel namen, verhalen, syndromen en dromen. Nieuwe collegae komen er nog bij, andere methodes sluiten de rij. Allen lijken ze te schreeuwen “Aandacht, Aandacht, denk aan mij!” Mijn hersenpan stoomt op vol vermogen, doet een aanslag op mijn lijf. Rust zoeken is noodzakelijk, dat staat buiten kijf.  Maar buiten kijf staat buitenspel: eerst nog die ouderavond, erna een werkweek met klas 1,  de nieuwe methode kan niet wachten en elke les dient voorbereid
 nogal logisch dat ik mijn huishouden mijd.

 

Gister sloeg vermoeidheid als de man met de hamer. Genadeloos veegde ze de vloer met me aan. Afgepeigerd, afgemat en afgedraaid sleepte ik lijf en leden naar de genade van mijn kussens en de  sereniteit van het o zo heerlijke dekbed. Maar vrouwe rust liet, gehinderd door gedachten, eindeloos op zich wachten.  Ik zocht mijn heil bij een neut. Het werden er twee, en nog een geut.

 

Vanmorgen, bij het tergend geluid van ontwaken beloofde ik mezelf een middag van slapen. Ik zag op tegen dat wat komen zou. Waar moest ik de energie gaan halen? Gelukkig een korte dag. Slechts 3 lessen. Slechts 2,5 uur. Slechts 87 leerlingen met bijhorende namen. Slechts 17 collegae. Vandaag zelfs maar 1 methode.  Ik beloofde mezelf “Het is zo voorbij. Dat bed met die kussens is straks helemaal voor mij.”

Dan komen ze binnen, zie je die gezichten, net zo vermoeid om aan deze dag te beginnen. Ik las het in hun ogen:  de moeite met deze zoektocht naar routine, het lastige wennen aan het hernieuwde ritme, het moeilijk accepteren van datzelfde stramien.  Ik kon het niet laten, boorde alle restjes aan. Ook vanmorgen ging ik er vol tegenaan. “Moeite met dit? Ik help je even.” “Hoofdpijn, laat me je een glas water geven.” “Die leraar heeft de pik op jou, leg me uit, hoe kan dat nou?”  De bel klonk maar ik ging door. Een kopietje hier, een mailtje daar, nog even een luisterend oor. Intussen waren ruim 5 uur voorbij gevlogen. Verbazingwekkend. Ben ik misschien bevlogen?

 

Een dag als geen ander en toch hetzelfde stramien. Alles is anders, niets is veranderd. Het nieuwe wordt oud, het oude vertrouwd. Het is maar dat ik van het onderwijs houd.

Populistisch, racistisch en toch christelijk?

Waarom erger ik me eraan? Waarom stoort het me dat (sommige) mensen ondoordachte stellingen blijven delen op social media? Waarom vind ik het buitengewoon tergend wanneer een mede-christen een foto op haar statusafbeelding plaatst, die ik ronduit racistisch vind, puur omdat ze haar pro-pieten standpunt wilt onderstrepen?

Je mag er uiteraard ook niks van zeggen… Traditie is traditie en daar blijven anderen met hun poten vanaf.

Nu ben ikzelf geen heilig boontje. Absoluut niet. Ook ik hou ervan om soms op (zeer) prikkelende wijze mijn mening te verkondigen. Dus mea culpa; hand in eigen boezem.

Hoe komt het dan dat het me in sommige gevallen zo stoort?

Vroeger was de hoeveelheid informatie die je tot je kreeg lang niet zoveel als nu. Via krant, radio, tv en internet word je tegenwoordig overstelpt met berichten, argumenten, stellingen en meningen. Filteren is er niet meer bij, directe stellingname lijkt haast noodzakelijk. Tijd voor kritisch nadenken is er niet meer… Waardoor de ene na de andere hoax zich een weg baant naar de realiteit. Collateral damage nemen we voor lief omdat we onze dure tijd vooral niet aan nadenken en info filteren besteden.

Gevolg: onze eigen Piet verheffen we tot afgod en maken we belangrijker dan de (gekwetste) mensen om ons heen. Het geeft niet dat we ons in onze strijd racistisch uitlaten of bepaalde geloofsgroepen welwillend discrimineren. Andersdenkenden mogen oprotten en onze voorbeeldfunctie, zelfs ons christelijk gedrag, moet wijken voor die ene stelling waar we ons zo onnadenkend, zonder enig onderzoek achter schaarden. Social media zegenviert over Christus wanneer ze elke mogelijkheid tot zelfreflectie bij voorbaat al elimineert. Ere zij de God van onze mening, ere zij ons gevoel.

En op zondag? Dan doen we eventjes heilig, zingen in zogenaamde overgave mee, gedragen we ons christelijk en zijn we ons van geen kwaad bewust.

Waar maak ik me ook druk om? Vandaag is het zondag, dus laten we ons hart van racisme drenken in de saus van vergetelheid, de spiegels vooral een ander voorhouden en onszelf bemoedigen met hoe geliefd we als Zijn kinderen zijn … Geen kip die het merkt… Of wel?

IMG_4703.JPG

Gemeente Westland ‘parkeert’ gebrek aan veiligheid

 

VerkeerOngeveer anderhalve week geleden melde ik (wederom) het nijpende parkeerprobleem bij de gemeente. Het parkeerhaventje wat achter de bosjes bij de voordeur ligt kan 6 auto’s herbergen. Ruim 10 woningen kijken uit op dit pleintje en van ruim 12 huizen pogen de bewoners hun auto’s hier te stallen. Als je er dan bij optelt dat wij niet de enige zijn met 2 auto’s 
 een uitdaging dus.

Natuurlijk willen we ook wel iets verderop in de straat parkeren. Alleen staan daar weer andere huizen, met andere bewoners die ook allemaal 1 of 2 auto’s hebben.  Ook de lange Rubenslaan staat merendeel van de tijd bomvol.  Vooral ’s avonds kan je nergens meer parkeren 
 behalve dan op de stoep. Als ik zo gok staan er ’s avonds – in een straal van 30 meter rondom ons huis- minimaal 6 tot 8 auto’s met grote regelmaat verkeerd en hinderlijk geparkeerd. Ook ik. Maar je kunt nergens anders staan.

 

Toen onze auto voor 2 jaar terug in de fik gestoken werd (deze stond toen ook op de stoep geparkeerd) hadden we enorm mazzel dat de helft van de buren pleite was. De brandweer kon de straat in! Voor hetzelfde geld was dit heel anders geweest en was het niet alleen onze auto die was uitgebrand maar een compleet huizenblok.

Een tijdje geleden was een buurvrouw onwel. Maar de ambulance kon niet tot bij het huis komen. Ambulanciers hebben haar zelfs met brancard en al over de verkeerd geparkeerde auto’s getild. Ze had geen 100 kg moeten wegen 


Zo zijn er voorbeelden te over 
 en na het brancardvoorval kreeg de gemeente eindelijk door dat er wat moest gebeuren. Maar nee, niet de oorzaak van het probleem wordt aangepakt. De harde werkers in de buurt die zich tot ’s avonds laat voor de samenleving van DIT WESTLAND hadden ingezet konden ’s nachts nergens meer parkeren en zetten zich zoals altijd op de stoep. ’s Ochtends, toen merendeel van de andere harde werkers zich naar hun werk hadden begeven kwam de gemeentebeambte. 
 ‘Wat is het probleem? Parkeerruimte genoeg!’ en hoppa de slapende foutparkeerders kregen een waarschuwing met de belofte op een boete mocht het weer gebeuren. Zucht.

 

Dus net als een paar jaar geleden trok ik vorige week weer aan de bel. Ik zie namelijk wel mogelijkheden. Zo zou de straat 1 richtingsverkeer kunnen worden en kan een deel van de stoep en straat opgeofferd worden voor parkeerhavens. Een goede architect zou zijn oog kunnen werpen om bepaalde delen te herinrichten. Nouja, ik zie al dat als er een stel lantaarnpalen 2m naar achter gezet worden en er wat groen verplaatst zou worden, dat er zo’n 6 tot 8 parkeerplaatsen bij kunnen 
 en het groen – wat er niet meer uitziet omdat de gemeente bezuinigd op snoeien en opruimen- is met haar overwoekerde en onkruid liefhebbende status toch een doorn in het oog voor menig bewoner. Datzelfde groen is her en der zo volgroeid dat je op straat niet eens meer goed zicht hebt op wie er van de andere kant aan komt 
 dus hoezo groenbeleid? Dus, vol goede moed, schreef ik de gemeente. Ze bleken zelfs een leefbaarheids app te hebben wanneer je wat wil signaleren. Maar geheel ouderwets via hun site, volgde ik keurig de aanwijzingen over wat, waar en wie het ging … en diende -binnen het maximale aantal van 1000 woorden!- mijn signalement in.

 

Maar nee hoor. Alle hoop is weg. Net werd ik gebeld door meneer M. Vogelaar (als ik de naam goed gehoord heb).  Laat me wat flarden delen uit een niet zo constructief, soms nogal verhit, doch – ergens- ook wel amusant gesprek:

“Maar op de Rubenslaan is nu toch noch genoeg parkeerplaats?” (Klonk alsof hij er op het moment van bellen stond.)

“Euh, nee, en vooral niet ’s avonds. En je mag niet parkeren bij een kruising of in een bocht – laat die laan daar vol van zijn.”  (Lees: het probleem in de directe buurt werd in ieder geval erkend, verderop ontkend.)

 

“Ja, maar het is een landelijk probleem.” (Later herhaalde hij dat dit een probleem was in hĂ©Ă©l het Westland.)

“Euh, dus reden te meer om er wat aan te doen?”

“Je kunt dit probleem toch nooit oplossen, sommige bewoners hebben wel 5 of 6 auto’s.”

“Nou, beetje overdreven, maar dan nog, de gemeente kan pogen het probleem in ieder geval te verlichten i.p.v. op te lossen.”  (Lees: probleem groter maken dan het is, loskoppelend van mij als persoon en eindigen in fatalisme)

 

“Ja maar, de gemeente heeft als beleid dat groen niet opgeofferd wordt voor parkeerruimte.”

“Behalve dat het beleid (uit 2006 gebaseerd op cijfers uit 2003!!) misschien nodig geupdate moet worden, zou het groen ook verplaatst kunnen worden. Laat iemand kijken naar een efficiĂ«ntere herindeling.”

“Ja maar, dat groen is niet mijn afdeling.”

“O maar ik begrijp dat de gemeente verschillende afdelingen heeft, maar het overkoepelende orgaan ervan heet ‘gemeente’, en er zal daar vast wel ruimte voor samenwerking zijn.” (Lees: afschuiven van het probleem.)

 

“We kunnen er onmogelijk wat aan doen.”

“Ik begrijp dat er heel wat obstakels overwonnen moeten worden, maar ik zou het fijn vinden wanneer er gedacht wordt in uitdagingen en mogelijkheden i.p.v. in onmogelijkheden. Kijk naar wat wel kan.” (Lees wederom fatalisme – of een gebrek aan inzet – wat u als lezer wil.)

 

“Het probleem van veiligheid ligt niet aan de gemeente, maar het fout parkeren van de bewoners.”

“Ik begrijp dat op de stoep parkeren niet mag en dat wanneer hulpdiensten ergens niet kunnen komen, dat door de auto’s komt – die NERGENS anders kunnen staan- maar ik signaleer een veiligheidsprobleem waar de gemeente mogelijk wat aan zou kunnen doen. In ieder geval in mijn ogen.”

“Ja, maar we moeten op allerlei vlakken inkrimpen.”

“Dus eigenlijk zegt u dat geld boven veiligheid gaat?”

“Nee, dat zeg ik helemaal niet.”

“Impliciet dus wel.”

“Helemaal niet.” (wel, niet, wel, niet, 
 :P) (Lees afschuiven van de oorzaak- of nee, geniet gewoon van de hilariteit van het volwassen gewelles genietes.)

 

 

Anyway het draaide nergens op uit. Alle ideetjes die ik aandroeg (wat mijn baan niet eens is om daarover na te denken- dat was volgens mij toch echt zijn job) werden zonder pardon de goot in geveegd. En natuurlijk snap ik ook wel dat er bezuinigd moeten worden, dat niet alles zomaar kan omdat een gegoede burger wat woorden op papier krabbelt…. Maar bewoners middels parkeerboetes gaan laten betalen omdat je er zelf voor kiest niet te investeren of herverdelen, dat kan niet. Heeft geen nut.  Trouwens, ik vraag me even af: als de gemeente op de hoogte is van een veiligheidsprobleem (al dan niet veroorzaakt door ongehoorzame foutparkerende burgers die op hun beurt de gemeente om hulp hebben gevraagd zodat ze niet ongehoorzaam meer hoeven te zijn) en de gemeente weigert het probleem aan te pakken, kan de gemeente dan aansprakelijk gesteld worden bij ongevallen ed.?

 

Enfin. Ik vond het gesprek stiekem behoorlijk amusant, vooral omdat ik op elk argument een tegenargument had en het heerschap aan de ander kant van de lijn er niks van of mee kon. Tot het moment dat hij me te persoonlijk werd:  “Het is aan de gemeenteraad om besluiten te maken, niet aan mij, en er zijn verkiezingen geweest en u had kunnen kiezen
”

“Bent u nu de oorzaak van het probleem op mij aan het afschuiven omdat ik niet goed gekozen heb?”

“Nou, ik rond dit gesprek af, mijn volgende afspraak staat voor de deur.”

“Euh, u koos ervoor mij te bellen, en nu heeft u geen tijd?”

Nee dat had hij dus niet. Dat was het moment waarop ik pissig werd en heb opgehangen.

 

Zoals manlief zei ‘Ach, sommige mensen zijn niet zo communicatief ingesteld.’  Euh – nee, inderdaad niet. Ze hadden beter mij kunnen aannemen, ik weet het toch altijd beter… Oh nee, daarom zit ik al in het onderwijs. 😛

 

 

owja: critici: lees mijn disclaimer.

Sexy opera en oververhitte puberbreinen

Oslo was prachtig. Het Operagebouw, met haar wit gemarmerde lijf, nodigde ons haast dwingend uit haar zijlings te beklimmen zodat ze ons, vanaf het dak, deelgenoot kon maken van haar uitzicht. Ze had nauwelijks last van de zandbak aan haar voeten, waar zongebruinde en van zweet parelende torso’s aan het spelen waren met vele schepjes en graafmachines. Niet dat ik daarop lette overigens.
Het hagelwitte van haar bouw kwam extra goed uit in combi met het strakblauwe pak van de lucht. De hitte die in gouden zonnestralen de omgeving teisterden maakten dat de stenen jurk waar ze zich in had gehuld extra koel aanvoelde en uitnodigend lonkte naar iedere toevallige voorbijganger.

Maar al leken de stralen nog zo goud, de warmte voelde als een dampende sauna waaruit geen ontsnappen mogelijk was. Het vrolijke gestuiter waarmee beide zoons eerder die dag de berg waren afgehuppeld was vervangen door een zeurend voortgesleep. Elke stap herinnerde ze aan hun vochtgebrek en hun stembanden kreunden en kraakten onophoudelijk om ze in dat gevoel te bevestigen.

Niettemin had de Opera een soort van aantrekkingskracht; ze flirtte met zowel de zon, het water als de vele mensen die haar kwamen bewonderen, wetende dat zij de mooiste was. Het was alsof ze haar nek parmantig uitstak, ze haar sierlijk krommende armen in het zand plantte om uit de bouwput te rijzen terwijl ze op koninklijke wijze haar inferieure omgeving negeerde.

In de schaduw van haar halslijn, halverwege haar schouder, vleiden we ons neder zodat de verkoelende straling van het marmer schaamteloos toegang had tot onze edele achterwerken. Energydrankjes werden genuttigd om ons intussen stroperig ingedikte bloed te stimuleren wat vrijelijker door onze aderen te bewegen.
Het bevrijdende effect van het motiverende drankje liet echter op zich wachten waardoor onze ogen zonder enige gĂȘne afdwaalden naar elk stukje rondlopend vlees. Het ene wat aantrekkelijker dan het andere.

Helaas hebben mijn puberale zoons hun kijkers geleerd zich alleen aan zeer verfijnde kost te vergapen – zo liet hun praatorgaan mij puntsgewijs weten.

In een verwoede poging dit duidelijk verwaarloosde deel van mijn opvoeding te herstellen wees ik ze op de diverse rondlopende kwaliteiten der vrouwelijk schoon. Tevergeefs. Elke kwaliteit kende een valkuil met een achterliggende irritatie die zowel zoon 1 als zoon 2 feilloos wist bloot te leggen. Figuurlijk dan. Hoewel, wanneer ik het ze had toegestaan hadden ze met miraculeus herwonnen energie mij hun punten ook letterlijk bloot gelegd.

“Bekijk het als een huis” hervatte ik dapper mijn argumentatie… “Sommige huizen vind je misschien wel heel mooi, al ligt de stijl je niet en wil je mogelijk elders wonen.”

Twee paar holle ogen staarden me met onverhulde verbazing aan. “Wonen?”
“Nou ja, ik bedoel dat er dames kunnen zijn die je wel aantrekkelijk vindt, maar dan zonder dat je iets met ze wilt. Je wil dan, als het ware, niet in ze wonen.”

Als ik al vond dat mijn spitsvondige uitleg ietwat dubbelzinnig over had kunnen komen, de woorden waarmee ze me van repliek dienden versplinterden desastreus alle ruiten van mijn keurig opgebouwde glazen opvoedingsmodel alsof er een complete mannschaft met honderden ballen op had staan schieten om er de wereldcup der scherven te winnen.
Vermoedelijk was het gewoon de Energy die net dit moment uitkoos om hun puberbreinen met een flinke alarmbel wakker te schudden… Niet dat het een geruststelling moet zijn dat die mannschaft ook nog aan de doping was…

“Wonen. Whaha. (Rofl) In een meid wonen. Hebben daarom sommige van die dames tepelpiercings? Dan kan je der scheerlijnen aan rijgen, tentstokken onder zetten en ‘hoppa’ dan zit je in de schaduw. Hebben die dames gelijk ook iets nuttig te doen.”

Ik denk dat we Oslo moeten verlaten. Dat sexy gebouw wat hier schaamteloos ligt te pronken doet mijn pubers overduidelijk geen goed.

(Noot: vakantieblogs zijn altijd op een later moment gepost dan dat ze beleefd of geschreven zijn. Ook al hebben we uiterst oplettende buren, een zorgzame huis-oppas en een logeergrage broer met wolfshond: ik waak ervoor potentiĂ«le dieven het idee te geven dat er ergens een gemakkelijke buit ligt…

Noot 2: vanwege -ooit- heersende fatsoensnormen heb ik ervoor gekozen bepaalde terminologie te vervangen door ‘meiden’ en ‘dames’. De onzedige woordkeuze van hedendaagse pubers valt volstrekt niet te tollereren en ik snap dan ook niet dat de minister van onderwijs geen budget vrijmaakt om deze problematiek te vangen in Ă©Ă©n of ander demotiverend lesprogramma of nog een extra wetgevinkje. )

IMG_4187.JPG

IMG_4186.JPG

IMG_4199.JPG

Over zwarte klazen en de waarheid achter Piet – en hoe een samenleving racisme overwint.

Prent uit 1850
Prent uit 1850

Ik leer mijn leerlingen altijd dat je alleen maar een heldere mening kan vormen wanneer je gedegen onderzoek hebt gedaan en alle voor en tegens tegen elkaar hebt afgewogen
 Maar wat de Zwarte Pieten discussie betrof, had ik niet eens de feiten op een rij. Vaag dacht ik, van horen zeggen, te weten waar het Sinterklaasfeest vandaan kwam. Maar Piet?

Ik leer mijn stuudjes ook dat je nooit op 1 bron moet afgaan en de geloofwaardigheid  van iedere opmerking en site moet overdenken. Dat in acht genomen besloot ik wat dieper in de Piethistorie te duiken


 

Nikolaas van Myra

Sinterklaas is een eeuwenoud feest waarbij het al sinds de 15de eeuw de gewoonte was om de Heilige Nikolaas van Myra te eren en herdenken door op 5 december je schoen te zetten in de kerk. Wie het kon opbrengen deed geld in de schoenen. Op 6 december werd de opbrengst dan bij elkaar gesprokkeld en verdeeld onder de armen.  Nikolaas was als wees opgegroeid en toonde als volwassene een grote betrokkenheid voor de armen. Legendes over hem verhalen van zijn geneeskundige krachten: zo zou hij gestorven kinderen weer tot leven gewekt hebben.

Op een 15de eeuws schilderij wordt hij afgebeeld terwijl hij een blank duiveltje onder zijn voet bedwingt.  Echter een zelfde type icoon wordt ook met andere heiligen afgebeeld. De ene keer met een zwart duiveltje, de andere keer met een grimmige klauwende duivel.  Maar van een knecht, laat staan zwart, was geen sprake.

 

Zwarte Klaas!

In de 16de en 17de eeuw liepen er in de aanloop naar Sinterklaas wel Zwarte Klazen door de stad (Amsterdam – Nikolaas was intussen de beschermheilige van de stad.). Sunderklazen werden ze genoemd.  Dit gebruik was overgewaaid uit de Germaanse mythologie waarbij een godin met aardig wat duivelse trekjes luie mensen bestrafte en hardwerkende lui beloonde. Een beetje á la het sprookje van vrouw Holle. De Sunderklazen klopten de week voor Sinterklaas overal aan de deur om te vragen of er nog stoute kinderen waren. Sunderklaas zou zogenaamd de stoute kinderen in een zak meenemen. Klaas had dus ook een boeman kant!  Het gebruik hield in Nederland echter geen stand (behalve op Texel) en verdween weer.  Wat wel bleef was de zak. ‘De man met de zak’ is trouwens een wereldwijd beeld. In haast elke taal en elke cultuur is wel een dergelijk figuur bekend. Met regelmaat worden deze figuren met de duivel in verband gebracht.

Van blank naar zwart

In latere tijd kreeg Sinterklaas wel een knecht maar deze was aanvankelijk blank. Zo zijn er afbeeldingen uit 1800 waarop de Sint staat met een blanke helper. Echter, in de schilderkunst werd in die tijd vaak gebruik gemaakt van een Moorse bediende, om de status van de afgebeelde persoon te verhogen.  Rijke lui konden zich ‘een Moor’ veroorloven, doste de bediende in leuke kleding uit al was het een pop. Niet veel later verscheen Sint op plaatjes met een zwarte helper.

Maar of het nu de schilderkunst was die het idee als eerste opperde om de ouwe goedzak wat extra status mee te geven of dat de zwarte knecht uit een geschreven bron ontstond is niet duidelijk. In ieder geval was de echte Nikolaas al eeuwenlang dood voor Piet ten tonele kwam.

 

Piet een slaaf?zwarte Piet

In een zeer onbekend boekje, vermoedelijk uit 1832, wordt – in Nederland-  voor het eerst over een zwarte helper gesproken.  Sommigen hebben het vermoeden dat het boekje een soort van proefdruk was op het eerste beroemde boek van Jan Schenkmans ‘Sint Nicolaas en zijn knecht’.  In zijn boek is de knecht een aardige vriendelijke helper van de Sint. Op geen enkele wijze insinueert Jan Schenkman dat de knecht een slavenstatus kende. Bedacht moet worden dat de slavernij in die tijd, in Nederland, al sterk onder druk stond en hevige kritiek te verduren had. Wanneer je de pedagogische aard van het boekje in acht neemt valt het zelfs te betwijfelen dat Jan hiermee de slavernij promootte, integendeel zelfs: de heilige Klaas is nog steeds degene die bestraft en stoute kinderen de zak in mietert.

 

Pietje de dood of schilderkunst?

In de jaren na Schenkmans boek worden de minder leuke kanten van de Sint steeds meer overgedragen op de knecht die uiteindelijk de naam Pieter krijgt.  Moren werden in die tijd, vooral in de kunst,  nogal eens vergeleken met de duivel en de duivel had sinds de late Middeleeuwen vaak de naam Zwarte Peter (Pieter, in België nu nog steeds Pietje de dood). In Duitsland kende men de knecht Ruprecht (vergelijkbare oorsprong als Sunderklaas) en met deze vergelijking kreeg de Germaanse mythologie weer voet aan de grond.

Maar of het nu lag aan de schilderkunst, het bijgeloof wat de mensen van  Moren hadden of dat het lag aan de oeroude mythen: Pieter, Zwarte Piet nam uiteindelijk volledig de minder leuke kanten van Sinterklaas over: het was niet langer Sinterklaas zelf die de stoute kinderen strafte of met de roe zwaaide, maar Piet.

Van stereotype naar kindervriend

In de loop van de twintigste eeuw werd bedacht dat als 1 Piet voor hilariteit kon zorgen, dat meer Pieten dat ook konden. In 1934, bij de eerste officiële intocht in Amsterdam, waren 6  Zwarte Pieten aanwezig:  6 Surinaamse matrozen die daar voor anker lagen. Het stereotype van een Piet was toen nog  een onhandig, niet al te snugger figuur die zich van een brabbeltaaltje voorzag.

Naarmate de Nederlanders steeds meer vertrouwd raakten met de immigranten uit de koloniĂ«n paste men echter het beeld van Piet steeds meer aan en verloor hij meer en meer typerende kenmerken.  Het kroeshaar werd vervangen door krulhaar, de oorringen verdwenen en het zwarte uiterlijk werd bruiner. Het verhaal dat ze zwart zagen van het roet uit de schoorstenen kwam in omloop en deed hun afkomst vervagen. Het brabbeltaaltje verdween zowel als de kwade trekken. Zwarte Piet ontwikkelde zich tot populaire kindervriend.  Dit laatste niet in het minst om te voorkomen dat mensen zich negatief aangesproken zouden voelen tijdens dit kinderfeest. Wat dat betreft is Zwarte Piet voor mij juist hĂ©t symbool van hoe een samenleving racisme overwint…

 

Rest mij, na mijn vorige blog,  wederom de vraag: hoe komt het –  na al die veranderingen (van aardig naar duivels naar mega populair)-  dat er nog steeds mensen zijn die zich gediscrimineerd voelen door Zwarte Piet?

 

 

 

 

Bronnen die ik oa. raadpleegde:

Historische achtergrond Zwarte Piet (Site tegen racisme en discriminatie.)

Wikipedia over Zwarte Piet, Sunderklaas en Sinterklaas. (Zacht uitgedrukt: niet mijn favo bron, maar deze bracht me weer op andere bronnen.)

Jan Schenkman, Sinterklaas en zijn knecht (Het originele boek)

Artikel ‘Geschiedenis van Zwarte Piet’ van Martijn Boere

Eugenie Boer- Dirks, Nieuw licht op Zwarte Piet (Volkskundig Bulletin, 1993)

De Tijd: godsdienstig- staatkundig blad. Datum: 6 december 1859 (Voorpagina artikel)

www.historien.nl

Zwarte Piet voegde zichgeruisloos bij Sinterklaas (Artikel uit nu.nl)

Meertens Instituut

Zwarte Piet was ooit een boeman (artikel uit dichtbij.nl)

 

Leuk om ook te lezen over Sinterklaas en over Witte Piet

 

20140709-141815-51495394.jpg

Omhoog ↑