De doodzonde van cupjes

Cupjes zijn een doodzonde. Echt waar. Het zijn de wolven in schapenvacht, de varkens in de tempel. Cupjes zijn een doodzonde.

Bedenk dat oma vroeger een gewone simpele cake bakte en die in overheerlijke dampend verse plakken onder de diverse gezinsleden verdeelde. Iedereen deelde van dezelfde cake. Zat er een rot ei in, had iedereen die geproeft! Welke máter familias bedacht ooit het verderfelijke plan om dit goddelijke cakebeslag te verdelen over kleine bekertjes die men in het Engels zo liefkozend ‘cup’ noemt? Het oer-degelijke traditionele familierecept wat sinds jaar en dag met de nodige zorg werd overgedragen van moeder op dochter dementeerde zo tot een hoogst individualtistisch laag aan de grond soort deeg. Geen traditionele ruzie’s meer over wiens plak nu dikker was dan de ander; geen onenigheid over wie het kapje moest eten of wat dacht je van het verlies van de gezamenlijke momenten van het samen eten van dézelfde cake. Erger nog, deze moeder, duivel in hoogst eigen persoon, zadelde dochterlief op met een grotere afwas. Cupjes veroorzaakten noeste kinderarbeid! Cupjes wonnen het hart van menig moeder…

Of herinner uzelf een ander heilloos cup-idee: In 1887 verscheen Satan in de gedaante van Herminie Cadolle. Waar mannen tijdenlang beschermd werden van de ergerlijke verleidingen van vrouwe boezem bedacht deze liederlijke dame dat het stevig insnoerende korset vervangen moest worden door een corselet: een combinatie van korset mét cup! De borsten herwonnen terrein en sindsdien is menig man gezwicht voor deze zondige verzoeking van een cup. Cups stonden aan de voet van de seksuele revulotie…

En dan hebben we het over cups tijdens de maaltijd des Heren… waar is de grote beker gebleven? Menig zondaar heeft enorme baat bij de wijn die tot verlossing leid! En wat voor verlossing! Sommige zonden zijn zo groot, daar kan een complete schaal met cups niet tegenop! Hoe bereiken we die schuldenaren, nu we per maaltijd maar liefst 2 flessen bezuinigen! Mijn hemel, de crisis heeft de kerk bereikt?!

Helaas: het kan nog erger! Met de cup sloop niet alleen het vervaarlijke Engels in ons doorwrochte taaltje, maar ook de zonde in de kerk! Nimmer hadden we de huidige schade kunnen overzien. De cup moest verbannen worden! Engelse Bijbels: verbrand! En als  de zondige gedachte aan de Engelse versie van Psalm 23:5 (mijn beker vloeit over /  My cup runs over) ons nog steeds verleidt moeten we die bladzijde misschien ook uit onze Bijbel scheuren… En als we dan toch bezig zijn: alle zondaars eruit! Weg ermee! De kerk is alleen een plek voor ware heiligen!

Nee, Ik kan me terdege voorstellen dat er ‘heiligen’ zijn die ons tegen deze verderfelijkheid willen beschermen. De volgende keer dat we in de kerk het avondmaal vieren met ‘cupjes’ in plaats van één enkele beker stel ik voor dat alle vrouwen zich ontdoen van bh en het koffieteam dikke plakken cake mét kapjes serveert… we verbranden alle Engelse bijbels en nimmer zingen we nog een Engels lied!

Cupjes tijdens het avondmaal. Doodzonde is het.

… Maar goed dat Christus voor die zonden is gestorven. En ons, compleet met verderfelijke aard, omhult in Zijn liefde. Nee, dames, hou bij de volgende maaltijd des Heren je bh maar aan, en breng cupcakejes mee, want het gaat om vergeving. Om de overwinning over de Boze; de victorie over alles wat ons ooit in verzoeking leidde. Met het brood en de cúpjes wijn gedenken wij het offer wat ons verlost van de macht van Satan. Het enige wat de Boze dan nog rest is een jammerlijke kreet die hopelijk tot verdeeldheid en vertwijfeling leidt…

wanneer de hel luider klinkt dan de hemel …

pff, gelukkig is de soep nooit zo heet als dat hij geserveerd wordt.  (zie blog van gister) Bloggen lucht op, zet mijn gedachten op een rij en doet me mijn emoties wat genuanceerder bekijken. Wat overigens niet wil zeggen dat ik ze genuanceerd opschrijf. Als ik dat zou doen, doet niemand nog de moeite om mijn stukjes te lezen – daar is geen bal aan. Ik hou van chockeren en wie daar niet tegen kan moet mijn stukjes niet lezen…

Sinds mijn blog gister voeren mijn gedachten me nog verder in het obesitas gebeuren. Natuurlijk zit dit voorbeeld me in het hoofd omdat ik de afgelopen maanden zelf keihard aan de slag was met mijn gewicht… Later in bed bedacht ik me dat geen pondje meer of minder de liefde van mijn echtgenoot voor mij kan beïnvloeden. Ongelooflijk maar waar… Tuurlijk viel het hem wel op dat ik steeds dikker werd… En natuurlijk vindt hij me nu een stuk aantrekkelijker dan dat ik 16 kilo geleden was… Maar zijn liefde voor mij is er niet minder om.

Even dacht ik “zou God een fetisj hebben voor zwaarlijvigheid?” maar al snel schoof ik deze gedachte aan de kant. God ziet zijn bruid niet liever ’te dik’. Maar Hij houdt niet minder van haar als ze zichzelf volpropt en volvreet met egoïsme en pretentie. Ook niet méér, laat dat duidelijk zijn. Zijn liefde is er: standvastig en stabiel… Maar ik ben er wel van overtuigd dat hij haar aantrekkelijker vindt met een gezond gewicht, fit genoeg om eea met Hem te ondernemen in plaats van onderuitgezakt in de kerkbank te hangen…

Behalve dat ze met een gezond gewicht van haar kant, meer kunnen ondernemen – in velerlei opzicht- zal zij ook vruchtbaarder zijn, én daarbij: wanneer er borelingen zijn, kunnen we als kerk beter voor de jong gelovigen zorgen dan wanneer we bij ieder zuchtje weer vermoeid moeten neerploffen.

Bij de weightwatchers heb ik het genoeg gehoord; de motivaties om af te vallen: verschillende moeders vinden het vreselijk om niet samen met hun kinderen te kunnen spelen, niet met ze naar het strand te durven, te moe te zijn om eea met ze te ondernemen… om het voorbeeld te zijn in verkeerd eetgedrag en zodoende hun kinderen te zien groeien in… zwaarlijvigheid.

Zo is het ook in de kerk. Wanneer wij alleen maar kijken naar onze eigen heilige huisjes – boos zijn omdat ‘ons stukje’ niet in het kerkblad staat, of ‘ik’ dit of dat niet op het podium mocht gaan vertellen en een ander wel … waar zijn we dan mee bezig? Zijn we vruchtbaar met zulk een houding? En als we dat al blijken te zijn, waar halen we dan de fut vandaan om achter de jong gelovigen aan te hollen? Eea met ze te ondernemen? Met ze op te trekken in discipelschap in plaats van voorbeelden in opgeblazen aandachtsvreters …

Eerlijk is eerlijk: soms klinken de stemmen uit de hel luider dan die uit de hemel. Wanneer bij ons zo een briefje op de mat valt als waar Jur het gister over had in de preek – dan wordt ik woest. Omdat ze aan mij en mijn gezin komen! En daar blijf je met je tengels van af! Of als ik hoor dat het ene gemeentelid het andere straal negeert en er weer eens een bemiddelingsgesprek moet komen- en waarom? Meestal omdat de één zijn gelijk niet kreeg van de ander… de duivel krijgt zijn zin – het is zijn stem die door deze dingen heen klinkt. Het is die stem die mij zwaar ontmoedigt… en je kan wel zeggen “dan moet je opwekking opzetten”(lees dit met een betweterig zeurstemmetje) of “Moet je meer je bijbel lezen” … maar nee – wanneer je keer op keer getuige bent van dit soort aanslagen: dan klinkt de hel luider dan de hemel… In een antwoord op iemands reactie schreef ik gister “Voor elke negatieve opmerking zijn er 10 positieve nodig om weer in balans te kunnen komen”  1 keer raden welke kant mijn evenwichtsbalk de laatste tijd opgetrokken wordt …

Nu is het niet mijn bedoeling dat ik alle positieve opmerkingen krijg; maar ik vraag je: doe vandaag eens de moeite om 10 gemeenteleden aan te schrijven, digitaal (mail, facebook, hyves, twitter, …)  of ouderwets met pen en papier (kaart, brief), (mondeling mag ook!) en overlaad ze eens met complimenten en dankbaarheid… Het hoeft niet veel of grotesk te zijn… een simpel “dank je wel voor wie je bent voor mij” is al heel bijzonder….   Voer het lichaam de vrucht van de Geest! Doe dat eens, 10 dagen lang, 10 complimenten op een dag.  Als de kerk aan overgewicht lijdt: voer haar dan het fruit van complimenten!

mag het duidelijk zijn dat wanneer ik begin te schrijven, ik nooit weet waar ik ‘uit kom’. … en deze fruitmand-uitkomst had ik dus ook niet voorzien. Gats, nu moet ik fruit gaan uitdelen, daar had ik nou echt zin in 😛

Jezus was een AMA – over reizen gesproken-

Vannacht (Nederlandse tijd – hier was het 5 uur ’s ochtends) zat ik te denken … Hoe zit het met reizen in de bijbel? Ik bedoel – voor zover ik me even kan indenken gebeurde reizen meestal in een sfeer van verdriet of rottigheid. Wie waren de eerste reizigers en waarom?

Adam en Eva mochten als eerste hun spullen bijeenrapen om de hof van Eden te verlaten. We denken er misschien nooit over na, maar hoe lang zou die reis geduurd hebben? Met al die dieren in de tuin – die allemaal hun eigen space nodig hebben- met al die fruitbomen – hoe lang zouden ze erover gedaan hebben om weg te gaan? Dieren waarmee ze zij aan zij hadden geleefd. Dieren die Adam heel persoonlijk had gekend; een naam had gegeven… zouden ze afscheid genomen hebben? Of al die fruitbomen die ze hadden geproefd, zouden ze gedacht hebben dat ze die heerlijke smaak, het sap over hun lippen, nooit meer zouden proeven? Hoe was het om voor het eerst in je leven bang te zijn? Waren ze wel bang? Of kon dat niet omdat ze nog nooit iets ergs hadden meegemaakt?

Diepe gedachten op de vroege ochtend. Waren er in de bijbel ook mensen die voor de lol gingen reizen? Ik pijnig mijn hersenpan… Abraham trok weg van huis en haard om nomade te worden… Jozef word verkocht en maakt een slavenreis … Mozes dan, de vluchtende moordenaar die later voor straf 40 jaar door de woestenij moet zwerven… Jeremia, Jesaja, Noomi en Ruth,…

Elia is de eerste waarvan ik weet dat hij een ‘reis’ maakt die langer duurt dan nodig, gewoon omdat hij tijd voor zichzelf neemt. Helaas waren de omstandigheden niet zo best. Na mevrouw Zeepbel (Izebel) haar PMS-toestanden is hij helemaal uitgeput. Geestelijk compleet leeg gegeven. En in plaats van een paar reisdagen doet hij er maar liefst 40 dagen over om naar de volgende plek te reizen …’ff luisteren naar de wind’… oftewel ‘ff niksen’ ‘de boel de boel laten’… Maarja, een plezierreisje kan je dat niet noemen.

Jezus eerste reis is zijn vlucht naar Egypte. Thuis werden alle kleine babies uitgemoord en dus waren zowel zijn papa als Vader zo slim om hem het land uit te smokkelen. Zijn eerste paar levensjaren sleet hij dus als minderjarige asielzoeker… Als AMA in Egypte, zonder de nabijheid van zijn hemelse Vader… Een andere reis die hij maakt is de ‘pelgrimsreis’ naar Jeruzalem, met Jozef en Maria. Die letten daar zo goed op hun zoon dat ze hem nog kwijtraken ook. Later reist Hij stad en land af om van God te vertellen…

… en wij, wij reizen stad en land af waarvoor? Ik weet het, de laatste paar weken tweette en facebookte ik vooral over de zon, de zee, het strand en de alligators… Maar in de eerste plaats maken we de reis natuurlijk vanwege de conferentie; een aantal dagen helemaal ondergedompeld worden over hoe Gods Woord in deze wereld het beste (of beter) verkondigd kan worden… Onze kinderen daarin meenemend. En ja, net als Elia doen we er daarna even over voor we weer naar huis gaan.

Zijn we als Christen niet allemaal AMA’s? Alleen – zonder onze hemels Vader- Minderjarig als we denken aan Zijn eeuwigheid aan kennis en ervaring – Asielzoeker; of zoals de Schrift het zegt: Vreemdelingen en Bijwonders… niet ván deze wereld maar ín deze wereld, gemaakt om  Zijn grote daden te verkondigen?

Daar gaat ons plezierreisje  😉

Leer lopen op water door een steen!

Iedereen heeft wel eens zo een moment dat ie liever in andermans schoenen staat… De ene keer is het vanwege de roem, faam, bekendheid of artistieke gaven … de andere keer is het vanwege de rijkdom, mogelijkheden of omstandigheden.

Ik weet niet hoe het met jou zit – maar ikzelf ervaar op zulke momenten een soort van teleurstelling in mezelf. Wanneer ik zie wat een ander kan of heeft bereikt en mezelf met de ander ga vergelijken, dan lijkt het wel alsof ik heb gefaald. Alsof ik niet goed genoeg ben of doe of heb… Dan kan ik soms wel door de grond zinken.

 

Wanneer Petrus midden op het meer, in de storm, in de boot zit te buffelen met die peddels om vooruit te komen, zien hij en zijn matties ineens iets over het water op hen afkomen. In eerste instantie denken ze dat het een spook is. Ken je dat gevoel van plotstelinge angst die je naar je hart doet grijpen? Dat je ineens ergens van opschrikt met gelijk daarna de opluchting? Ik denk dat Petrus dat gevoeld moet hebben. Heftig schrikken en dan ineens beseffen ‘Hé, volgens mij is het Jezus’.

Sinds jaar en dag trekken de discipelen met Jezus op. ‘Volg mij’ had hij gezegd ‘en ik zal je vissers van mensen maken’. Petrus weet het nog heel goed… Die 2 woorden die zijn leven op zijn kop hadden gezet. ‘Volg mij’ leer van mij, word als mij … Petrus had zijn netten laten liggen, zijn familie achtergelaten en was met Jezus meegegaan. Hoe vaak gebeurde het nou dat een rabbi je vroeg hem te volgen? Ten eerste waren er al niet zoveel rabbi’s en ten tweede kozen die altijd de beste leerlingen van school. Van jongs af aan hadden hij en zijn broer de Thora moeten bestuderen. Nee, niet gewoon ff leren lezen en wat verhaaltjes aanhoren. Nee, plichtsgetrouw werden ze getraind om de hele Thora, alle 5 de boeken van Mozes, te memoriseren. Dag aan dag aan dag. Iedere keer een stukje erbij. Tegen de tijd dat je tien was had je ze ongeveer allemaal moeten kennen. Natuurlijk lukte dat niet altijd. Maar als het je wel lukte, wanneer je tot de beste van de klas behoorde mocht je naar de volgende klas. Dan mocht je de profeten bestuderen en memoriseren. Alleen als je bij de beste behoorde natuurlijk. … Wie niet tot de top van de studentjes behoorde werd gezegd dat ze maar beter hun ouders op het werk konden gaan helpen. Maar de allerbesten mochten doorleren. Wanneer je dan rond je 16de alle geschriften kende, tot de top van je klas behoorde en je nog meer wilde leren, dan kon je aan een rabbi vragen of je hem mocht volgen. Niet alle rabbi’s hadden dezelfde Schriftinterpretatie, door een rabbi te volgen leerde je stap voor stap, in alles wat hij deed en zei, hoe hij dacht over bepaalde bijbelgedeelten. Je leerde niet alleen van zijn woorden, je leerde vooral van zijn daden… Je leerde door te zijn als je rabbi… Als een rabbi zei ‘Volg mij’ dan zei die eigenlijk ‘word als mij’.

Maar Petrus was een vissersjongen. Als hij al een rabbi had gevraagd of hij hem mocht volgen, dan had ie hem waarschijnlijk gezegd dat hij niet slim genoeg was. Dat hij beter een vak kon leren… Met zijn broer zat hij dus samen bij hun vader in de business. Vis leveren. Elke dag weer die vis.

En toen was daar die rabbi … en die zij ‘Volg Mij’. Eindelijk was er een leraar die potentie in hem zag, een rabbi die dacht dat Petrus zou kunnen worden als Hem. Leer van Mij, word als Mij…  En Petrus was gevolgd. Hij had zijn vissersbedrijf achter zich gelaten om te leren en te worden als deze rabbi.

 

“Jezus, als U het bent, zeg me dan dat ik naar U moet komen!” Petrus schreeuwt over het geraas van de storm heen. Als het werkelijk zijn rabbi is, zijn leraar, die daar over het water loopt … dan weet Petrus dat hij dat zelf ook mag leren… Zonder zich te bedenken – in een waas -stapt hij uit de boot en loopt naar zijn meester. Maar wanneer de waas voor zijn ogen opheldert, het gebeuk van de golven en het gieren van de wind tot hem doordringen twijfelt hij – Nee, hij twijfelt niet aan Jezus: die staat er immers nog! Hij twijfelt aan zichzelf. En spontaan begint hij te zinken…

 

Petrus had niet moeten kijken naar zichzelf – noch naar de golven of de striemende regen. Hij heeft zijn lesje wel geleerd. Niet voor niets herhaalt hij later in zijn eerste brief :  In de Schrift staat immers: ‘In Sion leg ik een hoeksteen die ik heb uitgekozen om zijn kostbaarheid; wie daarop vertrouwt, komt niet bedrogen uit.’ Kostbaar is hij voor u, die erop vertrouwen.

Een hoeksteen was een steen waar alle andere stenen op gericht werden. Omdat je in die tijd nog geen rechte bakstenen had als nu – kon je niet steen na steen zomaar neerleggen. Een grote gave, duidelijke hoeksteen was nodig zodat alle andere stenen, stuk voor stuk, daarop gericht werden. Alleen zo kreeg je een stevige muur.  Wanneer je de ene steen op de andere zou richten dan werd de muur schots en scheef, behoorlijk instabiel en zwak.

 

We kunnen nog zo twijfelen aan onszelf. We kunnen nog zo graag in andermans schoenen willen staan … Petrus roept ons op om niet naar onszelf, anderen of omstandigheden te kijken. Als we dat doen worden we alleen maar instabiel en zwak…  Hij roept ons op, ons op Jezus te blijven richten. Jezus is de hoeksteen. Hij is God. Hij is de rabbi die tegen u en mij zegt ‘Volg mij’ Leer van mij, word als mij … en dat zegt ie alleen omdat Hij gelooft dat wij het kunnen. Omdat Hij potentie ziet in jou én mij.

 

Als de zoon van God gelooft dat wij Hem kunnen volgen. Als onze Meester en Heer potentie in ons ziet … wie zijn wij om dan niet te geloven in onszelf? Dus richt je op die steen en loop op water!

 

Afschaffing Collecte wegens heidens gesnater der gelovigen

Bij deze doe ik het (waarschijnlijk aanstootgevende doch dringende) verzoek om de collecte op zondag af te schaffen.  Sinds jaar en dag valt het me op en steeds meer stoort het me dat dit moment in de dienst verworden is tot het moment waarop al kwebbelend even in de portemonnee gegraaid wordt om n paar onbeduidende muntjes te vinden die al even kwebbelend en onnadenkend in de collectezak worden gedropt.

Let er zondags maar een keer op. Vanaf het moment dat de zangleider (of ouderling) het woord ‘collecte’ in de mond neemt lijkt het wel alsof er een kinderlijke zucht van verlichting door de zaal gaat van ‘Ja we mogen weer iets zeggen’ om vervolgens ongeremd het wel en wee van de week te bespreken. “Oh, wat heb jij een mooie portemonnee” “Ja, gister gekocht tijdens het prijzencircus van de V&D. Koopje!” “Zeg, heb jij trouwens …” “Nee, ik dacht van …” kwebbel kwebbel kwebbel…

 

Laatst was het zo erg dat toen de zangleidster tijdens de collecte een stuk uit de Schrift wilde voorlezen, NIEMAND luisterde! Ik zag haar even een paar keer twijfelend wachten. Nog een keer zeggen dat ze een tekstgedeelte wilde lezen, weer wachten (ik dacht zowat hardop “Niet beginnen! Niet lezen! Vertik het!) maar uiteindelijk – tijdens het heidense gesnater der gelovigen werden Gods Woord gesproken. Geen kip die aandacht had. De enkeling die dat wel had, kon met al het getater geen klap verstaan.

 

Wanneer de collecte een moment is waarin we de verleiding van afleiding niet kunnen weerstaan. Waarom verplaatsen we dit moment dan niet naar ná de dienst? Dan is er alle tijd om gezellig te kletsen. ‘Collecte’ komt van het woord Koinonia wat ook wel vertaald kan worden als ‘fellowschip’ of ‘gemeenschap’ oftewel een moment om betrokkenheid te tonen. Wanneer je werkelijk betrokkenheid wilt tonen dan hoort daar uiteraard gepraat bij. Dan vraag je naar hoe het gaat, waar de ander mee zit, wat ze nodig hebben, hoe je kan bijdragen… Maar: in onze kerk is de collecte in 75% van de gevallen voor zendelingen – en aangezien die er niet zijn – kan men ín de dienst moeilijk mondeling betrokken zijn met ze. De betrokkenheid betreft dan meer elkaar. En hoezeer dat ook van belang is – niet tíjdens de dienst – wanneer (uit) Gods Woord gesproken wordt.

 

Ik stel dus voor dat we de collecte afschaffen. Nee, niet de betrokkenheid, die verschuiven we gewoon naar daar waar die reeds staat: na de dienst bij de koffie. (Noot achteraf: of gewoon door de weeks bij elkaar thuis.)

De collecte mag wat mij betreft plaats maken voor de offergave. Offergave – prosphora – heeft te maken met iets- wat van jezelf is – afstaan, ‘0pofferen’.  Iets opofferen kost moeite. Daar moet je over nadenken, je over bezinnen. Opofferen betekent ook  toewijden. Dat gaat niet gepaard met respectloos gezwets.  Het moment dat je iets heel bewust afstaat wat van jezelf is, is een moment van toewijding. Een moment tussen jou en God.  Dat past wél in de dienst. Ik denk eerlijk gezegd dat de zendelingen hier ook een stuk blijer van worden. Wanneer er niet meer onnadenkend een paar losse muntjes bij elkaar gesprokkeld worden, maar er gedegen nagedacht wordt over wat nodig is en wat een welgevallig óffer zou zijn … wedden dat er méér in de zak beland?

 

Dus ik stel voor: al vergist de ouderling of zangleiding zich door ‘collecte’ te zeggen, in plaats van ‘offergave’, laat dat aangekondigde moment voor ieder van ons een moment zijn van stille bezinning. Het is een ogenblik waarin we met God kunnen overleggen wat en hoeveel we van ons eigen vermogen afstaan om Hém te dienen op financiëel vlak.

Wanneer je buurman of buurvrouw gezellig begint te kletsen, reageer dan met een stille handwenk en gebaar dat je reeds in gesprek bent – maar dan met de Vader. Na de dienst zou je kunnen uitleggen waarom je reageerde zoals je deed… Lastig? Misschien, maar wel een stuk respectvoller richting de Vader!

 

Dus: Stop die collecte: Start de offergave!

 

 

twitter voor PVV-ers – docenten te langdradig?

“Voorspelbaarheid is het alterego van haast iedere docent.” Misschien was ik gister in mijn blog niet zo lief voor mijn collegae …

Vanmorgen vroeg ik aan een collega of hij twitter had. Het was het type collega wat behoorlijk verstand heeft van computers en programmaatjes, wat de media nogal volgt in velerlei zaken, kortom het type wat ik wel zie twitteren. “Nee, dat is voor PVV-ers!” antwoordde hij. “??, Voor PVV-ers?” “Ja, die hun boodschappen zijn kortzinning genoeg om in zoveel tekentjes te vatten.”

Mmm, juist ja. Ik vatte het maar niet op als een belediging. Ik mag als rasechte buitenlander toch niet stemmen, dus wie mijn voorkeur heeft doet er nu niet toe. Maar het antwoord zette me wel aan het denken. Misschien zijn docenten wel gewoon te lang van stof om te kúnnen twitteren? Nouja, ik blijkbaar niet, de overige 85% dan…  Misschien ligt het niet aan de voorspelbaarheid van mijn ambtsgenoten, maar aan hun breedvoerig (gewoon een synoniem voor langdradig) taalgebruik? Ik kan me er wel iets bij voorstellen. Soms, als een confrater zijn mond opentrekt om diens gedachten te delen, denk ik haast hardop “Waar is de (nood)uitgang?!” Niet in het allerminst tijdens de personeelsbijeenkomsten.  Aan de andere kant, zij misschien ook wel bij mij…  Maar als ik het al heb bij mijn dierbare collegae, hoe moet het dan niet zijn voor de kinderen? Wat is erger; een leraar die niet kort en bondig kan zijn zonder zijn punt te maken, of een leraar waarvan je bij voorbaat al weet wat er komen gaat. Whoehoo drama voor wat betreft het onderwijs.

Als het twittermedium ongeschikt is voor de langdradigen onder ons … lijkt mij dat docenten dan meer op facebook gaan zitten, was even een kortstondige gedachte…  “Nee hoor,” laat een wat oudere docente me weten “Dat kost me zóveel tijd’!” … Blijkbaar was de verbazing van mijn gezicht af te lezen. “Ervaar jij dat niet zo? ”  – Euh, nee, ik zit op twitter, facebook, hyves en linkedIn… tijd? Als je een smartphone hebt gebruik je juist de ‘verloren’ momentjes om ff te socialmediaën (ja nieuw woord bedacht!). Owja, dat was ik vergeten, láng niet alle docenten hebben een smartphone… Ze leven nog in het tijdperk van ‘bellen’.  Ik niet, ik whatsapp of skype als ik iemand wil spreken. Zo wordt mijn dure abo nog een keer terugverdiend. En socializen en terugverdienen at the same time: Hoezo tijdrovend? We leven in het digitale tijdperk, niet meer in de postduif-tijd! Een brief schrijven, dát is pas tijdrovend.

Misschien hebben mijn collegae het te druk. Ik heb mazzel, ik werk ‘maar’ parttime. Moet er ook niet aan denken hoor, 40 uur in de week voor de klas staan. Pff, ik hou van die jongen mensjes, maar geen 40 uur in de week, 32 leerlingen lang… Zou het daaraan liggen? Zijn docenten misschien te uitgeput, te druk met hun werk om naast al deze beslommeringen ook nog eens contact te onderhouden via de social media? Zouden ze de ‘verloren momentjes’ bar nodig hebben om óf op adem te komen, óf om nog iets van dit of dat te regelen voor leerling zus of zo? Hebben ze na al dat menselijk contact gewoon behoefte aan stilte en eenzaamheid? Afstand?

Of het nu voorspelbaarheid is, tijdsgebrek of breedvoerigheid … Docenten hebben blijkbaar wat meer ruimte nodig… nou 85% dan.

Geen Chaos maar een complexe orde!

Pff – wat een gedoe. We zijn druk bezig met het herinrichten van de kamer van onze jongste telg. We zijn maar liefst 1,5 dag bezig geweest met alles leeg te ruimen en een beginnetje te maken van sorteren van wat weg kan… wat een verzamelaar… werkelijk alles bewaart hij. Omdat behoorlijk wat weg kon, gelijk maar eea op marktplaats gezet. En als je dan toch bezig bent… gelijk ook maar de zolderkast uitgeruimd. Ook daar kwam heel wat uitzetten wat we al in tijden niet hadden aangeraakt. WEG ERMEE!

Gelukkig had ik manlief deze keer mee. Normaal gezien is hij haast net zo bewaarderig … zoonlief heeft het niet van een vreemde, maar wel in een overtreffende trap. Man, wat een rotzooi. En dan mag je bedenken dat we al 5 keer verhuisd zijn en ik destijds telkenkere alles geordend, gesorteerd en weggekeild heb. Het lijkt wel dat des te meer zij bewaren, te meer ik wil weggooien. Ik ben werkelijk HELEMAAL niet bewaarderig. Belangrijke dingen van vroeger (brieven, foto’s ed) past bij mij in een schoendoos.  En dan overdrijf ik niet.

Wat heb je eraan om alles maar te bewaren? Om aan ‘vroeger’ te denken? Om goede herinneringen op te halen? Nee, ‘Vroeghê’ zegt me niet zoveel. Sinds we getrouwd zijn verzamel ik wel foto’s. Een verhuisdoos vol aan albums en losse prenten staat keurig in de kast boven. Voor de kids heb ik ieder een verhuisdoos halfvol aan bewaardingetjes: Boekjes van school, werkjes (platgedrukt uiteraard), knutseldingetjes… elk een halve verhuisdoos. Valt mee toch?

 

Maar nu dus WEER een grote opruimactie. Beneden staat het hier vol. Propvol. De woonkamer is even een opslagkamer. En de gang staat vol dozen van de Ikea. De laatste bevat nieuwe ladekasten voor op Mass zijn kamer dus daar kan dan weer veel troep in – nee niet van wat in de woonkamer staat. Het is maar goed dat onze oudste uit logeren is want zijn kamer staat bomvol alle spullen van Mass die persé bewaard moesten worden. Pff overal rommel dus. Behalve zijn kamer, de zolderkast – en de schuur. Want die heb ik ‘net’ ook ‘ff’ helemaal uitgemest. En dus staan buiten ook dozen vol met troep wat weg kan.

 

WAAAAH – ik haat rommel! CHAOS! Nee, geen chaos, gewoon een complexe orde. Want ik weet precies welke stapels en en zakken waar staan en wat bestemd is voor het stort en wat opgehaald kan worden door de kringloop. Want met al die troep … ik ga niet wachten op een bod via marktplaats… WEG ERMEE!

 

Iemand nog belang bij: een bureaustoel, 2 nachtkastjes, een ladekastje, tassen vol kleding, een verhuisdoos vol video’s, rommelmarktspulletjes, gordijnen, linnengoed, boekjes, manden, ….  :B

 

Als goed doen niet goed voelt…

En dan sta je daar … je voelt je schuldig omdat je hem de deur uitwerkt. Maar wat moet je anders? Je moet zelf weg en je kan een wildvreemde toch niet alleen in je huis laten. We hadden hem al laten overnachten…

 

Het wordt me wel vaker verweten, het te naïef zijn, ondoordacht of té menselijk handelen. Gister zag ik op straat een oud mensje lopen, in de vrieskou, over de ijzel met haar rollator, een onzekere blik in de ogen. “Dag mevrouw, gaat alles goed?” “Ik moet bij de tandarts zijn, waar is die?” Nou, niet bij ons in de straat iig. Bleek dat ze helemaal verkeerd gerollatord was en bij een tandarts ad andere kant van het dorp moest wezen. Ik moest eigenlijk boodschappen doen om daarna op tijd op mn werk te verschijnen… “Kom maar mevrouw, ik breng u wel even.” De modderige rollator op de achterbank (die moet ik nog steeds schoonmaken) en hup het dametje naar plaats van bestemming gebracht. Daarna was het een race tegen de klok om alles op tijd voor elkaar te krijgen. Maar ach ja, je goede daad heb je dan maar verricht…

 

’s avonds tegen 23:00 uur kwam Jurgen thuis. Brengt zijn spulletjes naar boven en met een twijfel op zn gezicht ploft hij naast me neer. “?” “Ja, der loopt buiten bij de flat een man… zag ‘m daarstraks ook al. Staat al de hele tijd in de kou…” “Nou, misschien kan hij niet naar binnen, sleutel kwijt ofzo – maar je laat hem toch niet buiten staan?” Dus Jur naar buiten en een paar tellen later zit er een wildvreemde op de bank. Aardige vent met een heleboel praatjes, portemonee gestolen, geen geld, geen id, auto bij de garage in Friesland, was met iemand kunnen meerijden tot hier omdat hij bij een vriend kon logeren. Maar de vriend gaf niet thuis. Na veel vijven en zessen kwamen we achter het adres van die vriend. Daar gaan aanbellen (midden in de nacht) maar niemand doet open. Vreemd.  Nou, het zal allemaal wel, al liegt hij de hele boel aan elkaar, je kan een man niet in de kou laten staan – letterlijk-.  Eigenlijk dieptriest. Dan ben je 52 geworden en heb je niemand die je kan bellen om even een nachtje te pitten… niemand.

20 belletjes en heel wat vage uitleg en toestanden later geeft die  ‘vriend’ nog steeds niet thuis.  Tja…  Dan maar een luchtbed en slaapzak van boven gehaald en in de woonkamer gelegd. Stiekem toch de kids weer wakker gemaakt en verteld dat er een vreemd iemand in huis slaapt, dat ze niet alleen naar beneden mogen. Je weet immers maar nooit.

Uiteindelijk zelf ook maar in bed gekropen. De wekker extra vroeg gezet (ik wilde vóór de kids beneden zijn). Maar gerust was ik er niet op. Wat voor iemand heb je in huis? Het kan één of andere psychopaat zijn, een dief, moordenaar, verslaafde, … je weet het gewoon niet. ‘Goed doen’ is dan wel erg risicovol. Gebeden om bescherming. En tegelijk vroeg ik me af… er kan je iedere nacht allerlei naars overkomen… waarom dan juist nu je zo onveilig voelen?

’s ochtendsvroeg ging de wekker. Ik hoor gepraat beneden dus Seth kon weer eens niet slapen en was al naar beneden… ik had nog zo gezegd ..grr. Schiet mijn bed uit, kleren aan en vlieg nr beneden. Staat het heerschap zich doodleuk in mijn keuken, in de gootsteen te scheren… ongegeneerd gaan de armen omhoog en worden de oksels ingesmeerd met deo. Ik draai me vlug om, haal boven vlug een handdoek en washandje op… maar hij is al klaar. Tja, aanbieden dat hij kan douchen is nu ook zo raar. Dus ik zeg niks en zet koffie.

Wanneer de kids een uur later de deur uit zijn smikkelt het heerschap van zijn broodjes ei -die ik voor hem heb gebakken – gooit nog een klodder mayo eroverheen en slurpt van zijn koffie. En ik denk alleen maar “En nu? Wanneer gaat hij weg?” Maar hij gaat doodleuk verder met allerlei praatjes over ditjes en datjes. Eindelijk komt jurgen beneden aanzetten maar al snel verdwijnt ie naar boven. “Ja hallo!” Laat ie me gewoon zitten met die kerel. Ik wathsapp gelijk “JE KOMT NU NAAR BENEDEN EN WERKT HEM NU DE DEUR UIT”  Het is ondertussen al 10 uur geweest. Meneer belt luidruchtig met de ene na de andere arts (zo kom ik erachter dat hij van ’60 is). Maar hij regelt niets voor wat betreft een nieuwe id of wathever… Dus geef ik doodleuk het opzetje “Jur kan je zo wel naar Naaldwijk brengen.” “En wat mot ik daar?” “Nou, je kan naar het gemeentehuis je id regelen en daarna naar de bank een nieuwe pas. En dan naar huis.” “Ja maar ik heb nog geen sleutel van huis”

Grr… hij wil niet weg. Heeft hij wel een huis of loopt hij alles aan elkaar vast te liegen? Uiteindelijk vraagt hij mijn fiets. Maar dan weet ik dat hij ’s avonds terugkomt. “Jur brengt je wel.” En met jas aan komt jur de kamer inlopen. “Ik kan je nu brengen, zo heb ik andere dingen te doen.” Dus staat de meneer zuchtend op en trekt zijn jas aan. Hij laat zijn spullen echter staan…  “Heu, je vergeet je tas!” “Wat moet ik daarmee in naaldwijk? Ik kan het toch moeilijk de hele tijd meezeulen?” TJa, het is een zware tas. Maar als ik er straks weer ben heb ik pijn, zit ik met 2 kids en is Jur weg… En wat als we nog niet terug zijn uit het ziekenhuis… dan komt ie aan wanneer alleen de kids thuis zijn. Dat kan natuurlijk niet.

Ik ben het een beetje zat. Er is geen touw aan vast te knopen. Als hij nou eerlijk zegt wat er werkelijk aan de hand is, of wanneer hij eerlijk aangeeft wat hij nodig heeft, dan kan ik aangeven wat ons wel en niet past… Maar dit … Uiteindelijk is hij de deur uitgegaan zonder spullen. Gelukkig was Jur zo slim om te zeggen dat hij vanaaf in Naaldwijk studie geeft en dat hij zijn spullen daar kan ophalen. Nu moet ik de kids alleen nog informeren dat ze – als ze alleen thuis zijn- NIET voor hem open mogen doen. A, omdat ik het niet veilig vind en B omdat ik dan nooit meer van hem af kom vrees ik.

 

En ik vraag me af of we wel goed hebben gedaan aan onze ‘goede daad’. ‘Goed’ voelt het iig niet…

Wat je van te dichtbij bekijkt, wordt onscherp.

Happiness starts here and it starts now, all you have to do is recognize it when it stares you in the face.  Dalai Lama

Mijn geluk start hier en nu. Het enige wat ik moet doen is het herkennen wanneer het me in mijn gezicht staart.  Wat een mooie zin. Het geluk straalt er vanaf 🙂  Maar hoe herken je geluk wanneer de bril van alledag je zicht belemmert? Wanneer na een vermoeiende werkdag de rekeningen op de mat liggen, je kind het even niet ziet zitten, je weer een prutmail in je inbox vindt of via via hebt gehoord hoe er over je gedacht wordt…

Die bril van alledag kan je ook niet zomaar afzetten… want de rekeningen dienen betaald, werk moet worden verzet en je kids schreeuwen om aandacht…

Wat je van te dichtbij bekijkt, wordt onscherp.

Je kan je blind focussen op het leven van alle dag. Je kan zo opgaan in alles wat je doet dat je vergeet om af en toe afstand te nemen. Af en toe een stap terug en heel mindful bedenken wat het allemaal met je doet.  Mijn psych leerde me “Dan doe je even je ogen dicht en bedenk je dat je in een witte kamer met 2 deuren zit. Je laat al je gedachten en emoties passeren. Ze komen één voor één binnen via de ene deur en je laat ze één voor één weer via de andere deur verdwijnen. Gewoon erkennen dat ze er zijn… “

Dit is heel wat anders dan het reuzenrad van mijn gedachten, waar ieder gebeuren, elk gevoel na elk rondje wederom de revue passeerde. Na ieder vergezicht eiste het bakje met gedachten weer mijn volle aandacht en wakkerde daarmee het vuurtje aan – helaas vaak in negatieve zin…

Dus stapte ik over naar een andere metafoor – die van de haven. In mijn haven varen de bootjes echter maar één kant uit.  De rivier brengt wat ze brengt in allerlei bootjes. Sommige zeilen vrolijk al zigzaggend mijn haven tegemoet, andere puffen, zuchten en steunen onder de last van hun vracht. Maar het hele punt is: ik ben de havenmeester. Ik bepaal of de bootjes  mogen aanmeren, aanleggen en of ze hun vracht bij mij mogen lossen…  Heb ik er geen zin an, of kan ik er niks mee, dan jaag ik ik ze zo de open zee op. Weg ermee… Maar dan moet je je wel bewust zijn van al die bootjes.

Vandaar dus dat mijn psych met het verhelderende idee van deze mindfulness-oefening kwam. En zo maakte ik kennis met die witte kamer met 2 deuren. Maar Sara zou Sara niet zijn als ze de boel niet een beetje zou aankleden… Psych-lief zei nog,  het is een witte kamer zodat niets je afleidt… Maar ik bepaal wat ik zie als ik de binnenkant van mijn oogjes bekijk dus zie ik een roze kamer. En het zijn geen 2 saaie deuren, maar een soort van poorten waar mijn rivier doorheen stroomt. En ik, de havenmeester, kijk toe.

Hoe zit ik hier? Wat voel ik (letterlijk), wat hoor ik? Wat ervaar ik? Welke gedachtenbootjes komen binnen? …

Wegen bij de ww morgen: nog ff doorvaren, morgen ben je pas aan de beurt.

Vergadering op Seth zijn school; nog ff doorvaren, jij bent ook pas morgen aan de beurt.

Staken 26 januari: Maandag ga ik bedenken hoe ik in Utrecht kom, nu nog niet, ook jij, hup de zee op.

Ik ben zo moe de laatste tijd: hooow! Even wachten, ff lossen, Wat zit hier achter?  Het bootje zucht en kreunt en meert aan (uiteraard met roze touwen en roze aanmeerpalen). Tijdens het lossen zie ik de inhoud en bedenk ik me dat ik eerder op bed moet. Dit bootje moet dus even wat extra supervisie. Mag de haven in blijven… Inspectie volgt nog.

Dan komt er een zwalkend bootje aan – zo een bijna vergaan type wat met verroeste blikjes aan het hozen is. Wat is hier aan de hand? Het blijkt een vrachtje gelukt te vervoeren wat bijna gezonken is door alledaagse drainagegaten. Door het iedere keer weer letten op die gaten dacht de kapitein niet na, zwalkte heen en weer en bijna zonk de lading geluk. Om al dat water kwijt te raken, boorde hij nog wat extra gaatjes in de bodem- kon het water wegstromen, dacht ie  – de oen …  Tijd om te lossen dus! Deze kapitein staarde zich blind op dat wat fout ging. Hij had de ballonnen van geluk uit zijn lading kunnen opblazen en zo naar de haven kunnen vliegen. Dit bootje laat ik uiteraard aanmeren. Wat doe ik aan al die gaten in de boot?  Wat je van te dichtbij bekijkt, wordt onscherp.   Blindfocussen eist afstand nemen.

 

Heel mindfull bedenk ik me dus dat ik aankomend weekend weer heerlijk ga relaxen bij mijn broertje.  En aangezien ik er een lang weekend van kan maken, heb ik niet alleen tijd om mijn focus weer te herstellen; ik heb zelfs tijd om uitgebreid te kijken naar het geluk wat me in mijn gezicht staart.

 

En met die gedachte verlaat ik mijn roze kamer met roze bootjes en een slanke havenmeesteres 😀

Het laatste avondmaal … euh ontbijt bedoel ik… hoop ik

Vanmorgen mocht ik uitslapen … in principe elke maandagochtend. Maar helaas. We hebben een muis in huis. BAH! Ik heb deze week iedere dag zowat al mijn kasten leeggeruimd, alle pakjes en blikjes afgewassen, lades gedesinfecteerd en alles weer netjes teruggezet op de opengevreten pakken na. Die kegelde ik zo de prullenbak in.

Maar helaas – al mijn arbeid tevergeefs – de muis geniet dagelijks van zijn opgeruimde en schoongemaakte speelplaats: mijn keuken. MIJN keuken!

Dus vanmorgen had ik mijn wekker maar gezet – zoonlief kennende durft ie niet alleen de keukenlades te openen. En ja hoor, het was raak. Na alles vluchtig gecontroleerd te hebben beperkte de schade zich deze keer tot de voorraadlades. (Eerder vond ik in de hele woonkamer, overal keutels) Grr. Gelukkig geen muis te bespeuren. Dacht ik.

Op het moment dat ik mijn roggebroodje met kwark aan het besmeren was friebelde der iets over mn voeten. Met een gil ben ik achteruit gesprongen, kwam verkeerd terecht op mijn voet en nog voor ik goed en wel van de pijn was bekomen was de boosdoener alweer verdwenen. Pff.. rikketikketik … mijn hart… Met het idee dat de smerige rat weg was opende zoonlief de lade waar met schoolkoekjes. “PIEP” en met en sprongetje belande de muis achter de lade, in de kast en verdween via de gasleiding-afvoer in het niemandslandgedeelte van mijn keuken. MIJN mooie rode keuken.

Deze keer was mijn hoofd roder dan de kastdeurtjes. Venijn, verontwaardiging, boosheid en pijn. ROOD. Vandaag is rood. grrrrr.

Nadat zoonlief de deur uit was heb ik dus voor de zoveelste keer de volledige inhoud van alle kastjes op de keukentafel geponeerd. Voor ik ging soppen toch maar eerst m’n broodje met kwark en banaan verorberd. Niet in de keuken uiteraard. Maar echt smaken deed het me niet. Met lange tanden – alsof het een galgenmaal was- slubberde ik de boel naar binnen. Brrr. (lees de rilling die nu over mn rug loopt :))

Vanmiddag na het werk had manlief het gat van de gasafvoer dichtgepurd en liet hij me weten dat er reeds veelvuldig gegeten was van het gif. (Hij had het met pindakaas gearomatiseerd – de muizenkok – haha). Het gat van de waterafvoer had hij wijselijk open gelaten. Hoe komt ze anders bij het gif? Ze moet dood voor we alles dichtpurren, anders knaagt ze zich zo weer een weg om zich vol te kunnen vreten. Zij vreten en ik maar dieeten… IN MIJN KEUKEN!

Ach, laat ‘r maar komen – dat domme muizenwicht- vreet je vol, je galgenmaal staat gepresenteert. Nog net niet op een zilveren schaaltje. Maar weet 1 ding: het is je LAATSTE maaltje.

Omhoog ↑