Afschaffing Collecte wegens heidens gesnater der gelovigen

Bij deze doe ik het (waarschijnlijk aanstootgevende doch dringende) verzoek om de collecte op zondag af te schaffen.  Sinds jaar en dag valt het me op en steeds meer stoort het me dat dit moment in de dienst verworden is tot het moment waarop al kwebbelend even in de portemonnee gegraaid wordt om n paar onbeduidende muntjes te vinden die al even kwebbelend en onnadenkend in de collectezak worden gedropt.

Let er zondags maar een keer op. Vanaf het moment dat de zangleider (of ouderling) het woord ‘collecte’ in de mond neemt lijkt het wel alsof er een kinderlijke zucht van verlichting door de zaal gaat van ‘Ja we mogen weer iets zeggen’ om vervolgens ongeremd het wel en wee van de week te bespreken. “Oh, wat heb jij een mooie portemonnee” “Ja, gister gekocht tijdens het prijzencircus van de V&D. Koopje!” “Zeg, heb jij trouwens …” “Nee, ik dacht van …” kwebbel kwebbel kwebbel…

 

Laatst was het zo erg dat toen de zangleidster tijdens de collecte een stuk uit de Schrift wilde voorlezen, NIEMAND luisterde! Ik zag haar even een paar keer twijfelend wachten. Nog een keer zeggen dat ze een tekstgedeelte wilde lezen, weer wachten (ik dacht zowat hardop “Niet beginnen! Niet lezen! Vertik het!) maar uiteindelijk – tijdens het heidense gesnater der gelovigen werden Gods Woord gesproken. Geen kip die aandacht had. De enkeling die dat wel had, kon met al het getater geen klap verstaan.

 

Wanneer de collecte een moment is waarin we de verleiding van afleiding niet kunnen weerstaan. Waarom verplaatsen we dit moment dan niet naar ná de dienst? Dan is er alle tijd om gezellig te kletsen. ‘Collecte’ komt van het woord Koinonia wat ook wel vertaald kan worden als ‘fellowschip’ of ‘gemeenschap’ oftewel een moment om betrokkenheid te tonen. Wanneer je werkelijk betrokkenheid wilt tonen dan hoort daar uiteraard gepraat bij. Dan vraag je naar hoe het gaat, waar de ander mee zit, wat ze nodig hebben, hoe je kan bijdragen… Maar: in onze kerk is de collecte in 75% van de gevallen voor zendelingen – en aangezien die er niet zijn – kan men ín de dienst moeilijk mondeling betrokken zijn met ze. De betrokkenheid betreft dan meer elkaar. En hoezeer dat ook van belang is – niet tíjdens de dienst – wanneer (uit) Gods Woord gesproken wordt.

 

Ik stel dus voor dat we de collecte afschaffen. Nee, niet de betrokkenheid, die verschuiven we gewoon naar daar waar die reeds staat: na de dienst bij de koffie. (Noot achteraf: of gewoon door de weeks bij elkaar thuis.)

De collecte mag wat mij betreft plaats maken voor de offergave. Offergave – prosphora – heeft te maken met iets- wat van jezelf is – afstaan, ‘0pofferen’.  Iets opofferen kost moeite. Daar moet je over nadenken, je over bezinnen. Opofferen betekent ook  toewijden. Dat gaat niet gepaard met respectloos gezwets.  Het moment dat je iets heel bewust afstaat wat van jezelf is, is een moment van toewijding. Een moment tussen jou en God.  Dat past wél in de dienst. Ik denk eerlijk gezegd dat de zendelingen hier ook een stuk blijer van worden. Wanneer er niet meer onnadenkend een paar losse muntjes bij elkaar gesprokkeld worden, maar er gedegen nagedacht wordt over wat nodig is en wat een welgevallig óffer zou zijn … wedden dat er méér in de zak beland?

 

Dus ik stel voor: al vergist de ouderling of zangleiding zich door ‘collecte’ te zeggen, in plaats van ‘offergave’, laat dat aangekondigde moment voor ieder van ons een moment zijn van stille bezinning. Het is een ogenblik waarin we met God kunnen overleggen wat en hoeveel we van ons eigen vermogen afstaan om Hém te dienen op financiëel vlak.

Wanneer je buurman of buurvrouw gezellig begint te kletsen, reageer dan met een stille handwenk en gebaar dat je reeds in gesprek bent – maar dan met de Vader. Na de dienst zou je kunnen uitleggen waarom je reageerde zoals je deed… Lastig? Misschien, maar wel een stuk respectvoller richting de Vader!

 

Dus: Stop die collecte: Start de offergave!

 

 

twitter voor PVV-ers – docenten te langdradig?

“Voorspelbaarheid is het alterego van haast iedere docent.” Misschien was ik gister in mijn blog niet zo lief voor mijn collegae …

Vanmorgen vroeg ik aan een collega of hij twitter had. Het was het type collega wat behoorlijk verstand heeft van computers en programmaatjes, wat de media nogal volgt in velerlei zaken, kortom het type wat ik wel zie twitteren. “Nee, dat is voor PVV-ers!” antwoordde hij. “??, Voor PVV-ers?” “Ja, die hun boodschappen zijn kortzinning genoeg om in zoveel tekentjes te vatten.”

Mmm, juist ja. Ik vatte het maar niet op als een belediging. Ik mag als rasechte buitenlander toch niet stemmen, dus wie mijn voorkeur heeft doet er nu niet toe. Maar het antwoord zette me wel aan het denken. Misschien zijn docenten wel gewoon te lang van stof om te kúnnen twitteren? Nouja, ik blijkbaar niet, de overige 85% dan…  Misschien ligt het niet aan de voorspelbaarheid van mijn ambtsgenoten, maar aan hun breedvoerig (gewoon een synoniem voor langdradig) taalgebruik? Ik kan me er wel iets bij voorstellen. Soms, als een confrater zijn mond opentrekt om diens gedachten te delen, denk ik haast hardop “Waar is de (nood)uitgang?!” Niet in het allerminst tijdens de personeelsbijeenkomsten.  Aan de andere kant, zij misschien ook wel bij mij…  Maar als ik het al heb bij mijn dierbare collegae, hoe moet het dan niet zijn voor de kinderen? Wat is erger; een leraar die niet kort en bondig kan zijn zonder zijn punt te maken, of een leraar waarvan je bij voorbaat al weet wat er komen gaat. Whoehoo drama voor wat betreft het onderwijs.

Als het twittermedium ongeschikt is voor de langdradigen onder ons … lijkt mij dat docenten dan meer op facebook gaan zitten, was even een kortstondige gedachte…  “Nee hoor,” laat een wat oudere docente me weten “Dat kost me zóveel tijd’!” … Blijkbaar was de verbazing van mijn gezicht af te lezen. “Ervaar jij dat niet zo? ”  – Euh, nee, ik zit op twitter, facebook, hyves en linkedIn… tijd? Als je een smartphone hebt gebruik je juist de ‘verloren’ momentjes om ff te socialmediaën (ja nieuw woord bedacht!). Owja, dat was ik vergeten, láng niet alle docenten hebben een smartphone… Ze leven nog in het tijdperk van ‘bellen’.  Ik niet, ik whatsapp of skype als ik iemand wil spreken. Zo wordt mijn dure abo nog een keer terugverdiend. En socializen en terugverdienen at the same time: Hoezo tijdrovend? We leven in het digitale tijdperk, niet meer in de postduif-tijd! Een brief schrijven, dát is pas tijdrovend.

Misschien hebben mijn collegae het te druk. Ik heb mazzel, ik werk ‘maar’ parttime. Moet er ook niet aan denken hoor, 40 uur in de week voor de klas staan. Pff, ik hou van die jongen mensjes, maar geen 40 uur in de week, 32 leerlingen lang… Zou het daaraan liggen? Zijn docenten misschien te uitgeput, te druk met hun werk om naast al deze beslommeringen ook nog eens contact te onderhouden via de social media? Zouden ze de ‘verloren momentjes’ bar nodig hebben om óf op adem te komen, óf om nog iets van dit of dat te regelen voor leerling zus of zo? Hebben ze na al dat menselijk contact gewoon behoefte aan stilte en eenzaamheid? Afstand?

Of het nu voorspelbaarheid is, tijdsgebrek of breedvoerigheid … Docenten hebben blijkbaar wat meer ruimte nodig… nou 85% dan.

collectief versus individueel: groeien in geestelijke functionaliteit

Even voor de duidelijkheid; met mijn blog van gister wil ik niets afdoen aan het individuele aspect van ‘geloven’. Het mag duidelijk zijn dat geloven begint in je eigen hart en dat iedereen verantwoordelijkheid draagt om zich als individu dicht bij de Vader te weten.  Dat is ook de reden dat we een ‘gezin’ zijn. Ieder op zich heeft zijn talenten, zijn eigen inbreng, zijn eigen nukken, z’n eigen wijze van in relatie gaan met de Vader. Maar samen ben je een gezin en hoor je je aldus te gedragen.

Helaas hopen (en verwachten) we vaak dat ieder gezin (lees kerk) perfect is. De waarheid toont ons echter een geheel ander beeld. Steeds meer dysfunctionele families doen onrecht aan het mooie goed wat God ons erin gaf: eenheid en geborgenheid. Een plek waar het collectieve een must is, waar een gezin een plek hoort te zijn waar je je thuis voelt bij elkaar. Het is vaak verworden tot een plek van onmin en verdeeldheid. We denken elkaar door en door te kennen en veroorloven ons nogal eens teveel vrijheden voor wat betreft kritiek en zelfs laster. Grenzen zijn vaak ver te zoeken…

 

Misschien heeft het wel te maken met de individualisering van de maatschappij waar we ons als kerken teveel door laten beïnvloeden. Ieder kind moet zichzelf volledig kunnen ontplooien, en die zelfontplooiïng staat haast equivalent voor vrijheid. Ongebreidelde vrijheid. Terwijl kinderen juist zoveel nood hebben aan grenzen. Grenzen leert een kind omgaan met tegenslag. Grenzen leren kinderen nieuwe wegen zoeken. Grenzen maken kinderen creatiever. Grenzen maken kinderen dankbaarder.

Een kind wat altijd alles maar mag kan geen waarde meer hechten aan alle mogelijkheden en kansen. Een kind wat alles krijgt vindt spullen zo vanzelfsprekend dat het vertikt erom te willen werken. Een kind wat alles op een presenteerblaadje aangeboden krijgt weet niet hoe het creatief moet denken om zelf e.e.a. voor elkaar te krijgen.  Een kind wat met regelmaat ‘nee’ te horen krijgt, toont zich dankbaarder wanneer het een ‘ja’ ontvangt. Een kind wat grenzen kent, leert de grenzen van een ander vlugger accepteren.

Een kind werkelijk liefhebben, betekent dat je grenzen stelt.

 

Zo ook in de kerk. Nu is het niet zo dat ik terug wil naar ‘vroeger’. Naar de tijd waar de dominee met ontzag bejegend werd en zelden van zijn pied-de-stal kwam. “Elk voordeel heb ze nadeel” zei Cruijf eens (of was het andersom??), en ik ben me bewust dat ‘vroeger’ echt niet ‘beter’ was in alle opzichten. Maar ‘nu’ is dat absoluut ook niet.

 

Ik zou een hele lijst kritiek kunnen opsommen over hoe kerklui zich tegewoordig kunnen gedragen. Ervaring genoeg zou ik zeggen … maar dan zou het weer draaien om mij. Ik mag het gister dan wel gezegd hebben; “Geloven is iets collectief”. Maar ik heb er zelf verdraaid veel moeite mee.  Het zijn juist vaak de ‘kerklui’ waarop ik afknap. Tenminste afknapte, want nu geef ik ze er weinig kans meer toe: Als ik naar de kerk ga, ga ik zo laat mogelijk – ga via de achteringang naar binnen – en verlaat de dienst als eerste door dezelfde deur. Het liefst niemand meer gesproken. Ik zit niet meer in een kring, doe ‘niets’ qua bediening, ga nooit naar de studieavonden of gebedsdiensten … Hoe zit het dan voor mij? Gods huisgezin is vaak zó dysfunctioneel!

 

Ik ben geneigd vele excuses aan te dragen. Allerlei redenen waarom ik denk gelijk te hebben om me zo ‘afzijdig’ op te stellen. En ik moet eerlijk bekennen dat ik een aantal van die redenen nog echt goed vind ook. Bijvoorbeeld: als iemand je afschiet, en je hebt een geestelijke kogelwond, moet je de tijd nemen om te herstellen. Je kan niet blijven rondlopen en langzaam doodbloeden – daar heeft niemand wat aan. Of wat dacht je van deze: Als je weet dat iemand ‘armed and dangerous’ is – en je eerder al een klap verkocht – dan zoek je het gevaar toch niet op? Of ‘als een gezin écht dysfunctioneert – dan wordt het kind toch uit huis geplaatst.?’ … erg he?

Dit is nou precies waar ik het gister over had toen ik schreef over ‘bonje’ met je broers of zussen. Oh, ik geef grif toe dat mijn relatie met God een flinke deuk opliep toen ik dat ene kritische briefje in de bus kreeg, of de walgelijke mail in mijn inbox … of die ene opmerking naar mijn hoofd geslingerd kreeg. Mijn boosheid en verdriet had direct zijn weerslag op mijn geestelijk leven. Daarom ging ik ook niet meer naar de kerk, las ik niet meer in de bijbel en had ik God in de wacht gezet. Ik had mezelf even ‘uit huis’ geplaatst.

 

Nu ben ik weer on speaking terms met ‘Hem’. Meer dan dat: ik ben me door persoonlijke – heel individuele- relatietherapie (met God wel te verstaan) – bewust geworden van het feit dat ik me moet leren voegen naar Zijn wil, ondanks het gedrag van mijn broers en zussen… En dat ik soms een ‘Nee’ moet leren slikken. Of een ‘Je moet’. Dat was dan ook de reden dat ik de stap zette om op zondag wél weer naar de kerk te gaan. Of om wél een verzoenend gesprek aan te gaan terwijl de zin zeer ver te zoeken was.

Weet je, wanneer iemand je omduwt en je je been breekt, moet je soms een tijd lang in het gips. En soms moet je na de zoveel weken gips ook nog eerst fysio en krukken voor je je been weer stap voor stap kan belasten. Een kind wat uit huis geplaatst is – gaat ook niet ineens weer terug. Eerst eens een bezoekje, dan eens een paar weekenden, totdat alle partijen zover zijn dat ‘het kan’. …

 

Dus wanneer ik het heb over geloven is iets collectief: dan meen ik dat 100%. Tegelijk mogen we in ogenschouw nemen dat we het individuele aspect niet mogen vergeten. In beide horen we ons te gedragen als ‘gehoorzame’ kinderen. We moeten leren om een ‘nee’ of  ‘je moet’ te accepteren, zowel als huisgezin, als individueel kind van de Vader. Maar bovenal, we moeten erkennen wat ons gezin is – hoe dysfunctioneel dan ook; Het is de plek waar we thuishoren. Daarom mogen we ernaar streven – met de juiste therapie van Boven;  te groeien in functionaliteit.

Geloven is iets collectief!

Vanmiddag in het zonnetje bedacht ik dat ‘op vakantie gaan’ met ons gezinnetje haast ‘levensnoodzakelijk’ is. Nee, we zullen er niet letterlijk aan sterven wanneer we er niet op uit kunnen trekken… maar met enige regelmaat hebben we het gewoon nodig ‘er uit’ te zijn. …

Hoe ik hierop kwam? Nou, ik zat in de Bijbel te lezen.  Dat verklaart alles hé!:) haha.  Het zal vast een goddelijke openbaring geweest zijn. Dus hup! Boeken die handel 🙂 Zie je wel dat we Gods stem goed verstonden toen we onze reis naar Florida boekten 🙂  Nee, even zonder gein.

Voor mijn preek van 15 april as.(Cama Almere) zat ik me te bezinnen over de eerste Petrusbrief. Nu moet ik eerlijk bekennen dat 1 Petrus 2:9 en 10 al sinds jaar en dag mijn favo tekstgedeelte uit de schrift is, maar het lijkt wel of ik er nu met andere, nieuwe ogen naar kijk. Hoofdstuk 2 kan je natuurlijk niet loskoppelen van het hoofdstuk ervoor en dus begon ik bij het begin… En steeds meer treft het me dat Petrus het niet tegen heel veel individuen heeft (bijvoorbeeld tegen jou of mij als persoon) maar tegen 1 grote groep van mensen; de kinderen van God.  Als volk. Als 1 familie. Als 1 gezin.

Petrus leert ons (heel beknopt gezegd) dat God ons uitkoos – dat de Heilige Geest in ons een proces startte waardoor we een leven als Jezus (navolging) gingen nastreven. Individuele, persoonlijke, levensheiliging is noodzakelijk. Maar Petrus gaat verder. Hij laat weten dat levensheiliging ook iets collectief is. We moeten zijn als kinderen die naar hun vader luisteren. Respect voor God is hierin van groot belang! En gehoorzaamheid aan God resulteert in liefde voor je broeders en zusters in geloof…

Als ik terugredeneer: wanneer je je dus flink boos maakt op elkaar – onderlinge bonje hebt – de kerk uitstapt of wath ever omdat je (op dat moment of langer) geen liefde voor elkaar kan opbrengen … Dan heb je dus geen respect voor God??

Onderlinge ruzie als kinderen… die gedachte bracht me bij mijn kids. Zo geweldig christelijk opgevoed als ze zijn hebben ze natuurlijk NOOOOIT ruzie, het zijn ALTIJD schatjes – ahum in mijn dromen – …  Maar het is wel zoals Petrus het zegt: Een kind wat je een hele mooie belofte voorhoudt, gedraagt zich bewust beter… Hoevaak krijgt een gemiddeld kind te horen ‘als je heel lief bent, dan krijg je een ijsje.’  Dit geldt ook voor onze jongens. Tegen de tijd dat Sinterklaas moet komen hebben we een heel duidelijk dreigement bij ruzie’s – zelfs nu ze al jaren niet meer geloven in die ‘Heiligman’. En het werkte! Iedere keer weer! Of wanneer ze bijna jarig zijn …  Zo mogen wij als kinderen van de Vader ons onze beloning voorhouden wanneer het ons nogal zwaar valt…

Nu is het zo dat onze kids hun papa met regelmaat moeten ‘missen’. ‘Missen’ is dan een mooi woord voor ‘afstaan aan de kerk’. En op één of andere manier merk ik dat wanneer de periode van gemis te intens of te langdurig wordt, ze meer moeite met elkaar hebben. Wij als ouders, hameren iedere keer op hun ‘broers’ zijn. Ik kan het ook wel zeggen, maarja, de impact halveert zonder Jurgen.  Dit is dan ook de reden dat we graag ‘vaak’ met elkaar erop uit trekken. Onze eerste reis naar Amerika was een giga-oppepper wat betreft de gezinsverhoudingen. Samen reizen, samen slapen, samen eten, samen lopen, samen samen alles samen. En vooral samen God ontmoeten. Ik denk dat het beter tussen onze jongens ging omdat ze ieder van ons ook zo intens en vol liefde met ze zagen omgaan. Dit maakte dat het voor hun steeds makkelijker werd naar elkaar te kijken door onze ogen.

Dat is nou precies wat Petrus bedoelt. Wanneer we ons -de beloning van de redding voorhouden, wanneer we veel intens contact met God, onze Vader,  hebben, dan leren we elkaar steeds meer zien door Zijn ogen. Onderlinge liefde is dan onderhevig aan onze relatie met de Vader. Niet als individu, maar samen. Door samen Hem te ontmoeten (niet als vele individuen in 1 zaal, maar als een hechte gemeenschap die betrokken is met elkaar)!, door samen met Hem te wandelen, door samen tijd te spenderen met de Almachtige leren we elkaar meer liefhebben.

Als het geloof als iets individueel bedoeld was, dan had God nooit een volk gekozen. Dan had hij jou en mij uitgekozen als een koninklijke priester in plaats van een koninklijk priesterschap. Dan had hij ons niet uitgekozen als natie (1 pet 2:9) …

Geloven is niet iets louter persoonlijks. Het is iets collectief.

Misschien is het tijd om als kerk op ‘vakantie’ te gaan?

God vrezen naïef?

Zonet op een eerdere blog een reactie ontvangen waar ik toch even van moest glimlachen. Niet omdat hij zo leuk was, integendeel. ‘Hoe naief kan je zijn’ schreef de dame in kwestie. Het ging over de blog waarin ik vertelde dat we een wildvreemde een plek om te slapen hadden aangeboden in ons huis.

Tja, ik snap het wel – hoe naïef dit overkomt. In een wereld als de onze, waar achter elke hoek een kinderverkrachter kan staan – wie haalt het dan nog in zijn hoofd om een wildvreemd iemand te helpen door hem in zijn eigen huis een slaapplek aan te bieden – terwijl je ook nog de verantwoordelijkheid draagt over je kids! En toch… moeten we ons laten vormen door de boosaardige kant van onze maatschappij? Moeten we ons laten leiden door dat wat allemaal fout zou kunnen gaan? Moeten we banger zijn voor wat zou kunnen gebeuren in plaats van luisteren naar Gods opdracht?  Ik snap prima dat je moet uitkijken. Ook snap ik nog wel dat je de verantwoordelijkheid niet moet afstoten om jezelf en je kids te beschermen. Maar hoe ver gaat dit?

Toen Lot (neef van Abraham) leefde in Sodom, een stad in geen enkel opzicht te vergelijken met ons kleine Monster, had hij te maken met stad vol kinderverkrachters, seksisten, … . Wanneer Lot op een avond onbekende mannen in de stad ziet rondlopen kreeg hij ook dat gevoel wat wij hadden toen we die arme man bij de flat zagen lopen. ‘Het klopt niet’.  Ook Lot besliste om op de mannen af te stappen en uit te vogelen wat ze van plan waren. De 2 mannen zouden ’s nachts wel buiten pitten zeiden ze. Maar Lot wist hoe gevaarlijk het was in de stad. Er was een reeele kans dat deze mannen juist daarom naar de stad waren gekomen- misschien waren ze juist op zoek naar een flink potje seks… Zeker weten deed Lot het niet, maar hij maakte de inschatting, naïef of niet, om ze uit te nodigen in zijn huis en ze bij hem te laten overnachten. ’s Nachts blijkt het gevaar, mannen uit de stad hebben het verse vlees gezien wat bij Lot binnenliep. Ze verzamelen zich om zijn huis en schreeuwen ‘Geef die mannen aan ons! We willen ze nemen!” Maar Lot beschermd zijn gasten, haast tegen elke prijs …  het bleken engelen…

Heb 13:1 en 2: Houdt de onderlinge liefde in stand en houdt de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen, zonder het te weten, engelen ontvangen.

Hoe ver ga je – zelfs in onze maatschappij – om te gehoorzamen aan dat wat God je opdraagt?Is God gehoorzamen dan naïef?  Ik had er ook over nagedacht, over die rare kerel bij ons in huis … Een tweede nacht had ik hem nooit laten blijven, dan had ik de daklozenopvang oid gebeld… Maar – In welke mate durven we onze angst loslaten, de angst om te verliezen wat we hebben (al zijn het onze kids, is het onze huis en haard), de angst om terug te geven aan God wat we eerder van Hem ontvangen hadden …

Durven we nog wel te zeggen:  “De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?” (Heb 13:6) 

Eeuwige Vader

 

Wat als je geen goede relatie hebt met je vader? Of wat als je vader er niet meer is? Of wat als je als kind veel negatieve ervaringen met je vader hebt gehad? Hoe kijk je dan naar God als Vader?  Vaders heb je in alle maten. Zeker in ons vrije multiculti-landje. Biologische vaders, stiefvaders, pleegvaders, strenge vaders, afwezige vaders, hardwerkende vaders, luie vaders,… en echte papa’s.

Hoe je aardse vader ook is, er is een groot verschil tussen een ‘vader’ en een ‘papa’.  Tenminste, zo ervaar ik dat. Een ‘vader’ is er wel, maar ook weer niet. In het woordje ‘vader’ zit iets afstandelijk, iets wat niet echt helemaal  ‘eigen’ voelt.  Tenminste, voor hoe we het woord in onze huidige tijd gebruiken. Een ‘papa’ is heel persoonlijk, zorgzaam, aanwezig, heel dichtbij.

 

Wanneer ik een 10-minutengesprek op school heb ontvang ik ‘vaders’. Voor mij zijn ze niet eigen. Het zijn de vaders van een ander. Maar als ik thuis naar mijn man kijk, zie ik een papa die zijn kinderen aanmoedigt. Het voelt zo verschillend.

 

Eeuwige vader. Jezus noemt God ‘abba’.  Een Hebreeuws woord voor vader zowel als voor papa. Voor ons  klinkt het zo gewoon in de oren om God ook Vader te noemen. Maar in dat ene woordje ‘abba’ zit zo onwijs veel gevoel.  In die tijd noemde je God niet zo. Het was eigenlijk juist de gewoonte om een gepaste afstand tot God te bewaren. Maar Jezus zegt ‘papa’ tegen God omdat God onwijs vertrouwd is voor Hem. Voor Jezus is God heel persoonlijk, zorgzaam, aanwezig en dichtbij.  God als papa.

Dus hoe je aardse vader ook is. God wil je papa zijn.

 

En dan krijgt Jezus de naam ‘Eeuwige Vader’.  Jezus, zoon van God, is ‘het Woord’, is God. Hij is eeuwig. Hij was er al aan het begin van de schepping en Hij is er ook nu. Hij is degene die er was, er is en er altijd zal zijn.  Er komt geen einde aan Zijn aanwezigheid. Er komt geen einde aan Zijn zorg voor jou. Er komt geen einde aan Zijn liefde, intense, juiste en grootse Liefde, voor jou.

 

Hoe lief je je aardse vader ook hebt, of hoe moeilijk je het juist met hem hebt (gehad). Jezus wil voor altijd jouw hemelse, zorgzame, liefdevolle papa zijn. Heel dichtbij en heel persoonlijk.  Dat is Pasen,  dat God de mensen zo lief had dat Hij zijn eigen Zoon, een deel van zichzelf, afstond. Dat Hij het voor iedereen mogelijk wilde maken om dicht bij Hem te komen en Hem als papa te ervaren.

 

Eeuwige Vader,  God met ons.

Geen Chaos maar een complexe orde!

Pff – wat een gedoe. We zijn druk bezig met het herinrichten van de kamer van onze jongste telg. We zijn maar liefst 1,5 dag bezig geweest met alles leeg te ruimen en een beginnetje te maken van sorteren van wat weg kan… wat een verzamelaar… werkelijk alles bewaart hij. Omdat behoorlijk wat weg kon, gelijk maar eea op marktplaats gezet. En als je dan toch bezig bent… gelijk ook maar de zolderkast uitgeruimd. Ook daar kwam heel wat uitzetten wat we al in tijden niet hadden aangeraakt. WEG ERMEE!

Gelukkig had ik manlief deze keer mee. Normaal gezien is hij haast net zo bewaarderig … zoonlief heeft het niet van een vreemde, maar wel in een overtreffende trap. Man, wat een rotzooi. En dan mag je bedenken dat we al 5 keer verhuisd zijn en ik destijds telkenkere alles geordend, gesorteerd en weggekeild heb. Het lijkt wel dat des te meer zij bewaren, te meer ik wil weggooien. Ik ben werkelijk HELEMAAL niet bewaarderig. Belangrijke dingen van vroeger (brieven, foto’s ed) past bij mij in een schoendoos.  En dan overdrijf ik niet.

Wat heb je eraan om alles maar te bewaren? Om aan ‘vroeger’ te denken? Om goede herinneringen op te halen? Nee, ‘Vroeghê’ zegt me niet zoveel. Sinds we getrouwd zijn verzamel ik wel foto’s. Een verhuisdoos vol aan albums en losse prenten staat keurig in de kast boven. Voor de kids heb ik ieder een verhuisdoos halfvol aan bewaardingetjes: Boekjes van school, werkjes (platgedrukt uiteraard), knutseldingetjes… elk een halve verhuisdoos. Valt mee toch?

 

Maar nu dus WEER een grote opruimactie. Beneden staat het hier vol. Propvol. De woonkamer is even een opslagkamer. En de gang staat vol dozen van de Ikea. De laatste bevat nieuwe ladekasten voor op Mass zijn kamer dus daar kan dan weer veel troep in – nee niet van wat in de woonkamer staat. Het is maar goed dat onze oudste uit logeren is want zijn kamer staat bomvol alle spullen van Mass die persé bewaard moesten worden. Pff overal rommel dus. Behalve zijn kamer, de zolderkast – en de schuur. Want die heb ik ‘net’ ook ‘ff’ helemaal uitgemest. En dus staan buiten ook dozen vol met troep wat weg kan.

 

WAAAAH – ik haat rommel! CHAOS! Nee, geen chaos, gewoon een complexe orde. Want ik weet precies welke stapels en en zakken waar staan en wat bestemd is voor het stort en wat opgehaald kan worden door de kringloop. Want met al die troep … ik ga niet wachten op een bod via marktplaats… WEG ERMEE!

 

Iemand nog belang bij: een bureaustoel, 2 nachtkastjes, een ladekastje, tassen vol kleding, een verhuisdoos vol video’s, rommelmarktspulletjes, gordijnen, linnengoed, boekjes, manden, ….  :B

 

Als goed doen niet goed voelt…

En dan sta je daar … je voelt je schuldig omdat je hem de deur uitwerkt. Maar wat moet je anders? Je moet zelf weg en je kan een wildvreemde toch niet alleen in je huis laten. We hadden hem al laten overnachten…

 

Het wordt me wel vaker verweten, het te naïef zijn, ondoordacht of té menselijk handelen. Gister zag ik op straat een oud mensje lopen, in de vrieskou, over de ijzel met haar rollator, een onzekere blik in de ogen. “Dag mevrouw, gaat alles goed?” “Ik moet bij de tandarts zijn, waar is die?” Nou, niet bij ons in de straat iig. Bleek dat ze helemaal verkeerd gerollatord was en bij een tandarts ad andere kant van het dorp moest wezen. Ik moest eigenlijk boodschappen doen om daarna op tijd op mn werk te verschijnen… “Kom maar mevrouw, ik breng u wel even.” De modderige rollator op de achterbank (die moet ik nog steeds schoonmaken) en hup het dametje naar plaats van bestemming gebracht. Daarna was het een race tegen de klok om alles op tijd voor elkaar te krijgen. Maar ach ja, je goede daad heb je dan maar verricht…

 

’s avonds tegen 23:00 uur kwam Jurgen thuis. Brengt zijn spulletjes naar boven en met een twijfel op zn gezicht ploft hij naast me neer. “?” “Ja, der loopt buiten bij de flat een man… zag ‘m daarstraks ook al. Staat al de hele tijd in de kou…” “Nou, misschien kan hij niet naar binnen, sleutel kwijt ofzo – maar je laat hem toch niet buiten staan?” Dus Jur naar buiten en een paar tellen later zit er een wildvreemde op de bank. Aardige vent met een heleboel praatjes, portemonee gestolen, geen geld, geen id, auto bij de garage in Friesland, was met iemand kunnen meerijden tot hier omdat hij bij een vriend kon logeren. Maar de vriend gaf niet thuis. Na veel vijven en zessen kwamen we achter het adres van die vriend. Daar gaan aanbellen (midden in de nacht) maar niemand doet open. Vreemd.  Nou, het zal allemaal wel, al liegt hij de hele boel aan elkaar, je kan een man niet in de kou laten staan – letterlijk-.  Eigenlijk dieptriest. Dan ben je 52 geworden en heb je niemand die je kan bellen om even een nachtje te pitten… niemand.

20 belletjes en heel wat vage uitleg en toestanden later geeft die  ‘vriend’ nog steeds niet thuis.  Tja…  Dan maar een luchtbed en slaapzak van boven gehaald en in de woonkamer gelegd. Stiekem toch de kids weer wakker gemaakt en verteld dat er een vreemd iemand in huis slaapt, dat ze niet alleen naar beneden mogen. Je weet immers maar nooit.

Uiteindelijk zelf ook maar in bed gekropen. De wekker extra vroeg gezet (ik wilde vóór de kids beneden zijn). Maar gerust was ik er niet op. Wat voor iemand heb je in huis? Het kan één of andere psychopaat zijn, een dief, moordenaar, verslaafde, … je weet het gewoon niet. ‘Goed doen’ is dan wel erg risicovol. Gebeden om bescherming. En tegelijk vroeg ik me af… er kan je iedere nacht allerlei naars overkomen… waarom dan juist nu je zo onveilig voelen?

’s ochtendsvroeg ging de wekker. Ik hoor gepraat beneden dus Seth kon weer eens niet slapen en was al naar beneden… ik had nog zo gezegd ..grr. Schiet mijn bed uit, kleren aan en vlieg nr beneden. Staat het heerschap zich doodleuk in mijn keuken, in de gootsteen te scheren… ongegeneerd gaan de armen omhoog en worden de oksels ingesmeerd met deo. Ik draai me vlug om, haal boven vlug een handdoek en washandje op… maar hij is al klaar. Tja, aanbieden dat hij kan douchen is nu ook zo raar. Dus ik zeg niks en zet koffie.

Wanneer de kids een uur later de deur uit zijn smikkelt het heerschap van zijn broodjes ei -die ik voor hem heb gebakken – gooit nog een klodder mayo eroverheen en slurpt van zijn koffie. En ik denk alleen maar “En nu? Wanneer gaat hij weg?” Maar hij gaat doodleuk verder met allerlei praatjes over ditjes en datjes. Eindelijk komt jurgen beneden aanzetten maar al snel verdwijnt ie naar boven. “Ja hallo!” Laat ie me gewoon zitten met die kerel. Ik wathsapp gelijk “JE KOMT NU NAAR BENEDEN EN WERKT HEM NU DE DEUR UIT”  Het is ondertussen al 10 uur geweest. Meneer belt luidruchtig met de ene na de andere arts (zo kom ik erachter dat hij van ’60 is). Maar hij regelt niets voor wat betreft een nieuwe id of wathever… Dus geef ik doodleuk het opzetje “Jur kan je zo wel naar Naaldwijk brengen.” “En wat mot ik daar?” “Nou, je kan naar het gemeentehuis je id regelen en daarna naar de bank een nieuwe pas. En dan naar huis.” “Ja maar ik heb nog geen sleutel van huis”

Grr… hij wil niet weg. Heeft hij wel een huis of loopt hij alles aan elkaar vast te liegen? Uiteindelijk vraagt hij mijn fiets. Maar dan weet ik dat hij ’s avonds terugkomt. “Jur brengt je wel.” En met jas aan komt jur de kamer inlopen. “Ik kan je nu brengen, zo heb ik andere dingen te doen.” Dus staat de meneer zuchtend op en trekt zijn jas aan. Hij laat zijn spullen echter staan…  “Heu, je vergeet je tas!” “Wat moet ik daarmee in naaldwijk? Ik kan het toch moeilijk de hele tijd meezeulen?” TJa, het is een zware tas. Maar als ik er straks weer ben heb ik pijn, zit ik met 2 kids en is Jur weg… En wat als we nog niet terug zijn uit het ziekenhuis… dan komt ie aan wanneer alleen de kids thuis zijn. Dat kan natuurlijk niet.

Ik ben het een beetje zat. Er is geen touw aan vast te knopen. Als hij nou eerlijk zegt wat er werkelijk aan de hand is, of wanneer hij eerlijk aangeeft wat hij nodig heeft, dan kan ik aangeven wat ons wel en niet past… Maar dit … Uiteindelijk is hij de deur uitgegaan zonder spullen. Gelukkig was Jur zo slim om te zeggen dat hij vanaaf in Naaldwijk studie geeft en dat hij zijn spullen daar kan ophalen. Nu moet ik de kids alleen nog informeren dat ze – als ze alleen thuis zijn- NIET voor hem open mogen doen. A, omdat ik het niet veilig vind en B omdat ik dan nooit meer van hem af kom vrees ik.

 

En ik vraag me af of we wel goed hebben gedaan aan onze ‘goede daad’. ‘Goed’ voelt het iig niet…

Wat je van te dichtbij bekijkt, wordt onscherp.

Happiness starts here and it starts now, all you have to do is recognize it when it stares you in the face.  Dalai Lama

Mijn geluk start hier en nu. Het enige wat ik moet doen is het herkennen wanneer het me in mijn gezicht staart.  Wat een mooie zin. Het geluk straalt er vanaf 🙂  Maar hoe herken je geluk wanneer de bril van alledag je zicht belemmert? Wanneer na een vermoeiende werkdag de rekeningen op de mat liggen, je kind het even niet ziet zitten, je weer een prutmail in je inbox vindt of via via hebt gehoord hoe er over je gedacht wordt…

Die bril van alledag kan je ook niet zomaar afzetten… want de rekeningen dienen betaald, werk moet worden verzet en je kids schreeuwen om aandacht…

Wat je van te dichtbij bekijkt, wordt onscherp.

Je kan je blind focussen op het leven van alle dag. Je kan zo opgaan in alles wat je doet dat je vergeet om af en toe afstand te nemen. Af en toe een stap terug en heel mindful bedenken wat het allemaal met je doet.  Mijn psych leerde me “Dan doe je even je ogen dicht en bedenk je dat je in een witte kamer met 2 deuren zit. Je laat al je gedachten en emoties passeren. Ze komen één voor één binnen via de ene deur en je laat ze één voor één weer via de andere deur verdwijnen. Gewoon erkennen dat ze er zijn… “

Dit is heel wat anders dan het reuzenrad van mijn gedachten, waar ieder gebeuren, elk gevoel na elk rondje wederom de revue passeerde. Na ieder vergezicht eiste het bakje met gedachten weer mijn volle aandacht en wakkerde daarmee het vuurtje aan – helaas vaak in negatieve zin…

Dus stapte ik over naar een andere metafoor – die van de haven. In mijn haven varen de bootjes echter maar één kant uit.  De rivier brengt wat ze brengt in allerlei bootjes. Sommige zeilen vrolijk al zigzaggend mijn haven tegemoet, andere puffen, zuchten en steunen onder de last van hun vracht. Maar het hele punt is: ik ben de havenmeester. Ik bepaal of de bootjes  mogen aanmeren, aanleggen en of ze hun vracht bij mij mogen lossen…  Heb ik er geen zin an, of kan ik er niks mee, dan jaag ik ik ze zo de open zee op. Weg ermee… Maar dan moet je je wel bewust zijn van al die bootjes.

Vandaar dus dat mijn psych met het verhelderende idee van deze mindfulness-oefening kwam. En zo maakte ik kennis met die witte kamer met 2 deuren. Maar Sara zou Sara niet zijn als ze de boel niet een beetje zou aankleden… Psych-lief zei nog,  het is een witte kamer zodat niets je afleidt… Maar ik bepaal wat ik zie als ik de binnenkant van mijn oogjes bekijk dus zie ik een roze kamer. En het zijn geen 2 saaie deuren, maar een soort van poorten waar mijn rivier doorheen stroomt. En ik, de havenmeester, kijk toe.

Hoe zit ik hier? Wat voel ik (letterlijk), wat hoor ik? Wat ervaar ik? Welke gedachtenbootjes komen binnen? …

Wegen bij de ww morgen: nog ff doorvaren, morgen ben je pas aan de beurt.

Vergadering op Seth zijn school; nog ff doorvaren, jij bent ook pas morgen aan de beurt.

Staken 26 januari: Maandag ga ik bedenken hoe ik in Utrecht kom, nu nog niet, ook jij, hup de zee op.

Ik ben zo moe de laatste tijd: hooow! Even wachten, ff lossen, Wat zit hier achter?  Het bootje zucht en kreunt en meert aan (uiteraard met roze touwen en roze aanmeerpalen). Tijdens het lossen zie ik de inhoud en bedenk ik me dat ik eerder op bed moet. Dit bootje moet dus even wat extra supervisie. Mag de haven in blijven… Inspectie volgt nog.

Dan komt er een zwalkend bootje aan – zo een bijna vergaan type wat met verroeste blikjes aan het hozen is. Wat is hier aan de hand? Het blijkt een vrachtje gelukt te vervoeren wat bijna gezonken is door alledaagse drainagegaten. Door het iedere keer weer letten op die gaten dacht de kapitein niet na, zwalkte heen en weer en bijna zonk de lading geluk. Om al dat water kwijt te raken, boorde hij nog wat extra gaatjes in de bodem- kon het water wegstromen, dacht ie  – de oen …  Tijd om te lossen dus! Deze kapitein staarde zich blind op dat wat fout ging. Hij had de ballonnen van geluk uit zijn lading kunnen opblazen en zo naar de haven kunnen vliegen. Dit bootje laat ik uiteraard aanmeren. Wat doe ik aan al die gaten in de boot?  Wat je van te dichtbij bekijkt, wordt onscherp.   Blindfocussen eist afstand nemen.

 

Heel mindfull bedenk ik me dus dat ik aankomend weekend weer heerlijk ga relaxen bij mijn broertje.  En aangezien ik er een lang weekend van kan maken, heb ik niet alleen tijd om mijn focus weer te herstellen; ik heb zelfs tijd om uitgebreid te kijken naar het geluk wat me in mijn gezicht staart.

 

En met die gedachte verlaat ik mijn roze kamer met roze bootjes en een slanke havenmeesteres 😀

Het laatste avondmaal … euh ontbijt bedoel ik… hoop ik

Vanmorgen mocht ik uitslapen … in principe elke maandagochtend. Maar helaas. We hebben een muis in huis. BAH! Ik heb deze week iedere dag zowat al mijn kasten leeggeruimd, alle pakjes en blikjes afgewassen, lades gedesinfecteerd en alles weer netjes teruggezet op de opengevreten pakken na. Die kegelde ik zo de prullenbak in.

Maar helaas – al mijn arbeid tevergeefs – de muis geniet dagelijks van zijn opgeruimde en schoongemaakte speelplaats: mijn keuken. MIJN keuken!

Dus vanmorgen had ik mijn wekker maar gezet – zoonlief kennende durft ie niet alleen de keukenlades te openen. En ja hoor, het was raak. Na alles vluchtig gecontroleerd te hebben beperkte de schade zich deze keer tot de voorraadlades. (Eerder vond ik in de hele woonkamer, overal keutels) Grr. Gelukkig geen muis te bespeuren. Dacht ik.

Op het moment dat ik mijn roggebroodje met kwark aan het besmeren was friebelde der iets over mn voeten. Met een gil ben ik achteruit gesprongen, kwam verkeerd terecht op mijn voet en nog voor ik goed en wel van de pijn was bekomen was de boosdoener alweer verdwenen. Pff.. rikketikketik … mijn hart… Met het idee dat de smerige rat weg was opende zoonlief de lade waar met schoolkoekjes. “PIEP” en met en sprongetje belande de muis achter de lade, in de kast en verdween via de gasleiding-afvoer in het niemandslandgedeelte van mijn keuken. MIJN mooie rode keuken.

Deze keer was mijn hoofd roder dan de kastdeurtjes. Venijn, verontwaardiging, boosheid en pijn. ROOD. Vandaag is rood. grrrrr.

Nadat zoonlief de deur uit was heb ik dus voor de zoveelste keer de volledige inhoud van alle kastjes op de keukentafel geponeerd. Voor ik ging soppen toch maar eerst m’n broodje met kwark en banaan verorberd. Niet in de keuken uiteraard. Maar echt smaken deed het me niet. Met lange tanden – alsof het een galgenmaal was- slubberde ik de boel naar binnen. Brrr. (lees de rilling die nu over mn rug loopt :))

Vanmiddag na het werk had manlief het gat van de gasafvoer dichtgepurd en liet hij me weten dat er reeds veelvuldig gegeten was van het gif. (Hij had het met pindakaas gearomatiseerd – de muizenkok – haha). Het gat van de waterafvoer had hij wijselijk open gelaten. Hoe komt ze anders bij het gif? Ze moet dood voor we alles dichtpurren, anders knaagt ze zich zo weer een weg om zich vol te kunnen vreten. Zij vreten en ik maar dieeten… IN MIJN KEUKEN!

Ach, laat ‘r maar komen – dat domme muizenwicht- vreet je vol, je galgenmaal staat gepresenteert. Nog net niet op een zilveren schaaltje. Maar weet 1 ding: het is je LAATSTE maaltje.

Omhoog ↑