Wat derde klassers christenen kunnen leren

 

Transobstipatie (ipv transsubstantiatie), antropofeminisme (ipv antropomorfisme), Jezus storf (ipv stierf), een snoepje wat op de tong gelegd werd (hostie)… De laatste toets van het jaar zit erop voor mijn vak. Het corrigeren van 165 repetities kostte me deze keer behoorlijk wat tijd maar hoewel bovenstaande het tegendeel doet lijken, mijn vwo-klantjes zijn absoluut niet dom. Ze hebben ons als christenen wijze lessen te leren!

 

poster-veel-christenen-zijn-net-een-hobbVoor wie het systeem van de kernkwadranten niet kent: tijdens een aantal lessen heb ik aandacht besteed aan hoe bepaalde (kern)kwaliteiten bij een ‘teveel van het goede’ je valkuil kunnen worden. Je kwaliteit wordt zo je zwakte. Wanneer je functioneert binnen je valkuil kunnen anderen zich aan je ergeren en heb je dus de uitdaging om je hierin aan te passen. Je uitdaging is het positief tegenovergestelde van je valkuil. Pas je je echter teveel aan dat probeer je te functioneren in iets wat je niet bent, in iets waar je je normaal aan stoort: je allergie. Je kernkwaliteit laat zo ook zien waar je mogelijk in conflict kunt komen met jezelf en anderen.
Een voorbeeld wat ik eerder ook al eens deelde: stel dat humor en grappen maken een kernkwaliteit van je is … Maak je teveel en te vaak gebruik van grappen en grollen kom je hoogstwaarschijnlijk over als iemand die nooit iets serieus neemt. Je hebt dan de uitdaging om op sommige momenten iets serieuzer te worden of om in ieder geval soms je grappige gedachten voor jezelf te houden. Echter, wanneer je daarin doordraaft kan het zijn dat je helemaal geen grappen meer maakt (durft te maken?) of dat je zelfs als saai overkomt. En als rasechte humorist is ‘saai’ voor jou vaak een ergernis. Je bent dan als het ware verworden tot dat wat je nooit gewild hebt. Je weet dus bij voorbaat al dat je met ‘saaie’ en serieuze lui moeite kunt hebben en visa versa. Iets waar je dus rekening mee kan houden.

Tijdens de repetitie combineerde ik de lessen rondom dit onderwerp met de lessen over het christendom. Leerlingen ontvingen de opdracht om 2 kernkwaliteiten van het christendom te bedenken en om deze in de vorm van dit kwadrant uit te werken.

Beste gristenen, neem deze wijsheid van mijn derde klassers in je op, neem hun lessen ter harte:

Ik vind de samenhorigheid die christenen tonen wel mooi. Maar de valkuil is dat ze gaan samenklitten. Ze moeten leren meer aandacht te hebben voor mensen die geen christen zijn. Maar het gevaar is dat ze dan teveel aandacht hebben voor anderen en elkaar uit het oog verliezen.”

“Liefde tonen, behulpzaam zijn. Dat wordt bemoeien. Ze moeten leren loslaten / vrij laten. Er zijn christenen die anderen uit goedheid zo graag vrij willen laten dat het onverschillig en liefdeloos lijkt.”

“Sommige christenen houden zo hard vast aan wat zij vinden dat moet of wat hoort en dat willen ze anderen duidelijk laten weten en dat komt star en tactloos over. Ze moeten leren loslaten en tactvoller te zijn. Ze hebben dus waarschijnlijk een hekel aan onduidelijkheid en onverschillig gedrag.“

“Samenhorigheid / groepsgevoel → sektarisch / jezelf verliezen → onafhankelijker worden / meer rekening houden met jezelf → buiten de groep vallen / egoïstisch”

“Christenen willen hun geloof delen, maar dat komt vaak opdringerig over. Ze moeten leren wanneer ze wel en niet kunnen delen maar zijn bang dat ze dan helemaal niet meer delen.”

“Geloven. Teveel geloven is goedgelovig en zweverig. Die mensen moeten realistischer worden. Ze hebben vaak een allergie voor ongeloof of wetenschap. Ik heb een hekel aan zweverig gedoe, dat laat zien dat ik realistisch ben en op wetenschap vertrouw.”

bron foto
Lees ook: Twee valkuilen

Gezapige opwekking eenheidsworst

Er moet me iets van het hart. Ik heb stevig geaarzeld om mijn kritiek te vangen in een blog maar ik doe het toch. Fred de Vries durft het ook (voorzichtig) in zijn column op CIP.nl Het is dus zijn schuld dat ik de moed vat.

Die opwekkingsliedjes … hoe zeg ik het voorzichtig. Kan ik het voorzichtig zeggen? Tijdens de conferentie in Orlando kregen we échte muziek voorgeschoteld, en toen schreef ik het al in mijn notebook: “Opwekkingmuziek: afgelebberde, verbruikte ijsjes” – nee, ik ga niet helemaal eerlijk zijn, want wat ik echt schreef was nog tactlozer… (bijna *schaam* maar nét niet :P)

Sinds mijn Burn Out zing ik niet meer. Ik kan het niet. Echt niet. Ik kan het gewoon niet opbrengen. Ik heb er de adem niet meer voor. En terwijl ik dit schrijf ben ik me ineens zeer bewust van de dubbele betekenis die ‘adem’ in de Bijbel heeft. Ik ben al blij dat de fase van ‘muziek verafschuwen’ een gepasseerd station is en dat ik voorzichtig, soms een enkel nummer kan waarderen en in mijn hoofd mee neurie. Ook sommige christelijke nummers kan ik (weer) waarderen. Maar van genieten van de nieuwe opwekkingsnummers is geen sprake. Een enkele, zeldzame, keer raakt een heel oud nummer me nog maar die nieuwe … Op bruiloften gruwelijk ik al van abc-tjes – brr

Ik vind het allemaal meer van hetzelfde. Dezelfde ritmes, dezelfde intervallen, op dezelfde momenten toontje omhoog of toontje omlaag om van de teksten maar te zwijgen. Wanneer de inhoud niet happy clappy is (waar ik me VRESELIJK aan storen kan) en de bijbelse inhoud een keer wél eer aan doet (Ok – overdreven maar eerlijk is eerlijk: inhoudelijk klopt er soms geen jandoedel van. Of ook daarin is eea weer meer van hetzelfde: zie hiervoor ook de mening van Brian McLaren.) dan is de boel … tja … weer meer van hetzelfde.

Waar is de afwisseling in stijl? Waar is de Jazz, de Soul (letterlijk?), de Country, R&B, Hip hop, whatever?
En waar is de afwisseling tijdens de diensten? Hoe willen we op zondag AL die doelgroepen (mij) aanspreken als we het bij deze gezapige contemporary music houden?

Waar is het jong talent wat ALLE ruimte krijgt (en niet alleen dat wat ‘men’ binnen de dienst vindt passen) om op de drum te meppen, om te rappen, gek te doen, fouten te maken, indruk achter te laten? Waarom plakken we hen ook in dat keurslijf van eenheidsworst?

tJA – Misschien moet ik de vraag omdraaien of is het mogelijk geen vraag maar gewoon een intens opstandig gevoel diep in mij wat niet langer in dat keurslijf wil meelopen? Mmm, ik denk dat het antwoord vast ergens in het midden ligt (maar stiekem vind ik de nieuwe opwekkingsnummers flut.)

christelijke muziek

WWJD: Je kind leren schelden

scheldenHaast iedereen vindt dat het niet mag maar iedereen doet het, de één wat meer of wat grover dan de ander.  Op facebook werd laatst een foto gepost tegen schelden met ‘kanker’. En ik snap het: dit als scheldwoord is kwetsend omdat velen (in)direct geraakt worden door deze rotziekte.

Mijn primaire reactie op de foto was ‘Schelden moet sowieso niet.’ Maar stiekem (vergeef me, ik weet ook niet waarom) stoorde ik me aan het feit dat kanker er als scheldwoord tussenuit gehaald werd. Komen er ook foto’s op facebook tegen schelden met kut, lul, bitch, homo of tyfus? Er zijn op deze wereldbol meer mensen met een lul dan met kanker en ook kut vind ik hoogst ongepast. Dus waarom focussen op ‘kanker’ als we het over schelden hebben? …

Moeten we wel tégen schelden zijn? Schelden is een manier om je eigen boosheid en frustratie te uiten wanneer dat met gewoon overleggen niet meer kan. Door te schelden met iets ‘erg’ laat je de ander (hopelijk) schrikken over hoe intens zijn gedrag je raakt. Schelden is een manier van communiceren wanneer woorden niet afdoende zijn. Vooral voor pubers want juist zij zitten in een fase dat ze moeten leren zichzelf te onderscheiden en daar hoort bij dat ze uitdrukken hoe erg iets ze raakt. Lastig genoeg zijn ze nog niet bij machte om daarbij niet in extremen te vervallen. Dit heeft met hersenontwikkeling zowel als met woordkennis en opvoeding te maken, maar absoluut niet met opvoeding alleen!

Helaas is onze samenleving steeds softer aan het worden. Kunnen we steeds minder hebben. Wanneer iemands gedrag een langdurige, slopende en zeer verdrietige uitwerking op je heeft mag je vooral niet de vergelijking met kanker maken (wat dan  juist het goede woord is.). We leren onszelf en onze kinderen vooral om boosheid in te houden, niet te laten zien hoe gefrustreerd je bent en vooral niet uiten, want dat hoort niet. Met als gevolg dat verontwaardiging en onvrede aan het sudderen gaan en uiteindelijk uitmonden in een uitbarsting van jewelste, een burn out, extreem gedrag, verwijdering of … .

 

Het is misschien een niet zo populaire mening maar ik denk dat schelden per definitie wel ok is. Je moet alleen weten hoe, waarom en wanneer.  De manier waarop je scheldt kan goed of (meestal) fout zijn… niet alles maakt dat schelden geoorloofd is… lang niet elke situatie is geschikt om te schelden.

Jezus schold. Schelden is dus ‘bijbels’. Schelden is christelijk. Nouja, laten we het genuanceerder zeggen: schelden hoeft niet zondig te zijn.  Addergebroed (ouderwetse versie van naaier wat mij betreft) en wit gekalkte graven waren Jezus’ favorieten. In die tijd en die omgeving was het niet ondenkbaar dat je gebeten werd door een giftige slang. Na een beet waren je overlevingskansen erg klein. Adders waren er genoeg en het kon iedereen overkomen… De gemiddelde leeftijd lag ook niet (meer) zo hoog als nu, oorlog en politieke onvrede was orde van de dag en graven werden met enige regelmaat hergebruikt, mede daarom werden ze ook ‘opgelapt’ en witgekalkt: om het mooier te doen lijken dan dat het was, maar aan de binnenkant zat rottigheid (letterlijk). Iedereen had dus (net als met kanker) (in)direct te maken met deze omstandigheden. Toch gebruikt Jezus deze termen om uit te drukken hoe gefrustreerd, verontwaardigd en boos hij is. Van minstens 1 geval is bekend dat hij er ook agressief bij werd en stoelen, tafels ea. tegen de grond aan smeet.  Maar hij koos wel uit wanneer het ‘ok’ was om te schelden. Het hoe, waarom en wanneer zijn cruciaal.

 

Laatst had zoon 2 een soort van verhitte discussie met zoon 1. Hij had geleerd dat iets niet mocht wat zoon 1 wel wou doen. Een derde persoon mengde zich stiekem in de discussie door achter de rug van zoon 2 om, zoon 1 op te stoken zijn zin door te drijven. Zodra ik dit door kreeg maakte ik het ‘openbaar’ en vermaande deze volwassene om vooral niet stiekem deze onenigheid aan te wakkeren. Zoon 2 was diep verontwaardigd, keek de persoon in de ogen en zei ‘Naaier!’. Ik kon er niet boos om worden. Heb hem ook niet terecht gewezen. Hij had gelijk en ondanks zijn niet zo fraaie woordkeuze maakte hij de ander wél gelijk duidelijk dat deze onfair en partijtrekkend bezig was en dat hij zich verongelijkt voelde. Ik was zelfs een beetje trots op hem (vooral omdat hij het bij dat ene woord hield en de situatie daarna liet voor wat het was.) hij had het hoe, waarom en wanneer goed uitgekozen.

Schelden moet kunnen. Net als snoepen. Net als seks. Alleen kan het niet zomaar, altijd of overal en is t lang niet altijd gepast. Maar ‘verbieden’ is net zoiets als je puber ‘verbieden’ junkfood te eten… We kunnen beter onze kinderen leren hoe, wanneer en waarom schelden wel kan. Anders doen ze t stiekem, liegen erover of dragen ze de gevolgen van opgekropte frustratie…
 

Ik ben trouwens wel benieuwd … hoe leer jij je kind zijn boosheid en frustratie (ten opzichte van de ander) uiten?

 

 

Noot:

Voor iedereen die (in)direct met kanker te maken heeft, ik wil met bovenstaande in geen enkel opzicht afbreuk doen aan het lijden en verdriet wat dit met zich meebrengt. Ook ik vind dat de naam van deze ziekte veel te vaak, ongepast, toegepast wordt.

Bron foto: Ad.nl

Hemelse conversaties over waarom de kerk verlaten werd …

praatjeTrek ik het aan … of zoek ik het onbewust op?  Misschien herken je het wel: (totaal) onbekenden waarmee je per toeval in gesprek komt – op de meest vreemde plekken – en ineens rolt hun hele levensverhaal, inclusief intieme details, er zomaar uit…

Met enige regelmaat overkomt het me. Iedere keer weer vind ik het bijzonder, ervaar ik het als een voorrecht.

In de stad wanneer ik aan het inparkeren ben: een schilder vraagt me vriendelijk, excuserend verderop te gaan staan. Met een glimlach rij ik verder en loop een extra stukje om. Hij bedankt me, legt uit hoe en waarom, dat ie dit werk al jaren doet en voor ik het goed door heb weet ik dat hij gereformeerd is maar nooit meer een voet in de kerk zet. Afgeknapt. Zijn broer was homo en dat ‘kon’ niet, dus hij ‘kon’ de kerk niet meer …

Via een weggeefsite drop ik bij een gezin 2 mega-tassen doorgeefkleding. Ik kreeg de tassen via via, heb er wat uitgehaald, stop er weer wat anders in en breng ze naar de volgende op de lijst. Tijdens het korte praatje aan de deur (wat tot bijna een uur uitloopt) krijg ik te horen dat ze het niet zo breed hebben. Ik ken haar niet maar ontdek dat ze een terminaal ziek kind heeft, met moeite de medicatie kan rondbreien maar ze vindt dat ze niet mag klagen want ze heeft geld over om elke week 1 zak chips voor haar pubers te kopen …

Ergens in een garagebox achteraf: via via mag ik wat spulletjes ruilen en binnen de kortste keren vertelt de man mij dat hij onschuldig in de gevangenis heeft gezeten, dat hij door ‘kerkvrienden’ in de steek werd gelaten, wat voor nare dingen er in zijn gezin zijn voorgevallen en dat hij nu de zorg heeft voor zijn kleindochter van 5, de kerk ziet hij nooit meer van de binnenkant – denkt ie – begrafenissen en bruiloften daar gelaten. “Maar zeg nooit nooit.”  zegt ie erbij…

 

Toevallige ontmoetingen. Diepe gesprekken. Kansen tot ‘conversatie’. Heb jij ze nog?  Dit soort momenten zijn dé momenten waarop je kan getuigen van welke wereld je bent. Wie je dient. Wie je Heer is. De gesprekken ‘overkomen’ je niet zomaar. Je creëert er zelf de kansen voor.

Hoe?

Door mensen te zien staan (dat begint met ze echt aan te kijken – en niet vluchtig groeten om snel je hoofd weg te draaien.)

Door tijd te hébben. Nee, niet denken ‘Als het zover is, máák ik er wel tijd voor.’ Mensen hebben feilloos door óf je al tijd voor ze hebt. En pas als je laat merken dat je ze ziet, écht ziet en geen haast hebt om door te lopen naar de volgende activiteit op je lijstje, pas dan gaan ze van start.

Luisteren. Niet het standaard geja-knik, instemmend gemompel en het ondertussen rondkijken wie je allemaal kan horen en hoe ongemakkelijk het misschien is. Luisteren is oprechte interesse tonen in de ander. Luisteren is een gezonde nieuwsgierigheid hebben in hoe het met de ander gaat. Echt gaat.  En je hoeft echt niet gelijk van wal te gaan met je eigen ervaringen en geloofsovertuigingen. Alleen wanneer ze ernaar vragen … en dan doe je er niet al te ‘heilig’ over maar laat je juist de eenvoud spreken…

 

Tijd en aandacht hebben voor de mensen om je heen zodat gesprekken op gang kúnnen komen … heb je dat nog? Hoe zorg jij ervoor dat mensen zich ‘vrij’ genoeg voelen om zich ten opzichte van jou te uiten?

Jan Wolsheimer was me vandaag een stapje voor en blogt hier ook over. Op facebook koppelt hij zijn blog aan de vraag ‘Hebben mensen recht op aandacht?’.  Wat vind jij? Hebben ze dat?

 

Hugh Halter zegt in zijn boek Flesh hierover het volgende: church attendance alone, if left unchecked with real involvement with others, turns people into Pharisees… it creates a apathy that ends up exploiting the people who really need God the most.

Vrij vertaald: Alleen maar naar de kerk gaan, zonder echte ontmoetingen verandert gelovigen in hypocrieten … het creëert een soort apathie die eindigt in het buitensluiten van juist die mensen die God het meest nodig hebben. (Blz 137)

 

Geef jij mensen in jouw omgeving dit ‘recht’ of ga je (onbewust / onbedoeld) voor de apathie en het buitensluiten?

Soms vraag je je af waarom je in het onderwijs zit …

onderwijsDe cao is erdoor… vanmiddag was er een ingelaste vergadering om alle ins en out toe te lichten om ons als docenten op zo kort mogelijke tijd te dwingen een keuze te maken hoe we ons ’trekkingsrecht’ (wat zo niet meer mag heten) willen inzetten. Als parttimer kan ik niet vragen om lesvermindering – zo maakte de directie me duidelijk. Daar heb ik te weinig ‘recht’ op. Ik mag het, zoals de cao voorschrijft, ook niet opsparen want er heerst nog teveel onduidelijkheid waarvoor en hoeveel en tot wanneer ik eea mag opsparen dus ook deze optie vervalt. Ik mag het inzetten om mijn niet-lesgebonden taken te verminderen, máár ik mag niet zelf kiezen wélke taken me dan het meest belasten en er dus vanaf moeten. En ook de laatste keuze had niet de voorkeur van de directie: het laten uitbetalen. Nee, ze betalen het niet uit, je krijgt een tijdelijke ‘verzwaring’ van je lesomvang; een papieren uitbreiding welliswaar. Ik krijg er dan geen uren bij maar wel op papier en dus krijg ik meer loon. Daarbij wordt even vergeten dat als ik op papier ‘meer’ werk dat dan ook de omvang van mijn niet-lesgebonden taken omhoog gaat… en daar krijg ik dan geen vrijstelling van dus moet ik er eigenlijk toch weer voor werken wat dus in praktijk geen verlichting geeft wat juist de bedoeling van dit ‘recht’ is … Of we voor maandag even kenbaar willen maken wat we kiezen …

Zucht.

Ik had bij thuiskomst ZÓ spijt dat ik op mijn vrije dag naar deze vergadering was gesjeesd. Zo verspilde moeite.

 

Morgen vallen haast al mijn lessen uit. Alleen mijn eerste klassertjes zullen op me zitten wachten. Om 8:00u moet ik een geschorste leerling opvangen en aan het werk zetten. Geschorst wegens schelden / pestgedrag via zijn mobiel. Herr directeur vroeg of ik nog ‘ff’ een gepaste opdracht kon bedenken (ja, op mijn vrije dag!)… want het paste wel bij mijn vak. (OMG – dacht ik nog) maar het zal wel – “straffen” past bij “Godsdienst” (ogen-rollend-mond-vol-tanden) …  Aangezien hij mij aansprak dacht ik nog wel een vraag te kunnen stellen over mijn uren volgend jaar, iets wat ik maanden geleden ook al vroeg (mondeling én schriftelijk) – hij was het helemaal vergeten – zou de directie wel mailen… (OMG2- dacht ik nog “Hij IS toch directie??”)

 

 

Soms vraag ik me af waarom ik nog in het onderwijs zit.  Maar morgenochtend om 8:15 kijk ik naar dertig paar ogen, en dertig monden mogen met me in discussie over het belang / nut van (de 10) leefregels (geboden) … waarschijnlijk dat ik het dan wel weer weet.

 

 

Jij lijkt op Mij

Laat t duidelijk zijn; wanneer ik schrijf over wat ik voel of wat me overkomt is dat niet vanuit verwijt naar anderen (ik heb n disclaimer – lees die vooral- maar tis maar dat je t weet) …
Lees in mijn blogs dus vooral geen wijzende vinger naar anderen maar lees iemand die nadenkt over zichzelf en de wereld…

Op Facebook circuleert op dit moment een soort van test waarmee je kan uitvogelen op welk bijbels persoon je t meest lijkt. Ik dacht ‘m ff snel in te vullen maar vond de vragen nogal een behoorlijke uitdaging. “Wat is het meest van toepassing voor jou?” En dan krijg je vier positieve karaktereigenschappen te lezen- “euh- geeneen?” – manlief kon zelfs moeilijk bedenken welke t beste ingevuld kon worden. “Waarover vallen de roddelaars bij je?” … En weer een onmogelijke keuze … Alles valt wel in te vullen en wederom, in discussie, met echtgenoot blijft de keuze lastig…

Elk antwoord is afhankelijk van de vraag met ‘wie’ of in ‘welke situatie’ je eea ziet. Alsof ik een kameleon ben die mn eigen kleur niet meer laat zien.
Eigenlijk ben ik heel outspoken, open, eerlijk, praat ik gemakkelijk… Maar de ‘gebrokenheid’ waar ik het in mn vorige blog over had maakt dat ik tegenwoordig mn mening voor me hou. Ik slik en stik nog liever dan dat ik een discussie ontketen, dan dat ik face to face laat zien wat ik denk of voel. Puur omdat ik geen vertrouwen meer heb. Niet in mezelf en (vooral) niet meer in de ander. Nee, dit is geen verwijt aan iemands adres, noch is het een jammerklacht. Ik benoem gewoon n feit.

1 van de vragen uit de test ging over mn principes. Die heb ik altijd vrij stellig gehad en ik hield me altijd aan de hoge normen die ik waardevol vond. Nu heb ik ze overboord gegooid en pas ik ze aan al naargelang de situatie… Lijkt makkelijk maar t voelt onrustig. Wederom geen jammerklacht maar een constatering.

Uit de test bleek dat ik t meest op Paulus leek. En voor wie dat een compliment lijkt: ik weet niet eens of ik alle vragen wel goed genoeg heb ingevuld maar zelfs dan nog: Paulus was n opvliegend en wisselvallig type. Hij kon voor een Jood een Jood zijn en voor de Griek een Griek: omwille van t evangelie… Ik ben ook dan sus en dan zo maar ik denk eerder voor mn eigen veilige gevoel dan voor t evangelie.
Geruststellend is dat Paulus zijn bediening begon met behoorlijke inschattingsfouten, dat lang niet iedereen hem waardeerde voor zijn outspoken gedrag ondanks de waarheid in zijn boodschap, dat ook hij de stenen van veroordeling te vreten kreeg…
Maar zelfs als de test klopt en ik het als een compliment mag opvatten dat ik het meest op Paulus lijk… Dan nog had ik liever gehad dat de test schreeuwde “Jij mijn kind, lijkt op Mij” …

Pasen ‘overslaan’ …

Pasen is weer achter de rug. Ik heb het overleefd zonder enig ei van chocola in huis te halen. Op facebook zag ik dat er weer de nodige capriolen werden uitgehaald om de meest geweldige brunches en lunches op tafel te zetten. En anderen hadden daar weer commentaar op: “Pasen draait niet om lekker eten…”.  Hetzelfde ritueel als met Kerst herhaalde zich – foto’s van eten, eten en nog eens eten en dan weer veroordelende updates daarover. Ondertussen eet iedereen zijn buik vol, ongeacht de foto’s.

Voor wie denkt dat die eieren met Pasen een louter heidens ritueel zijn, die heeft het mis. Ons woord Pasen komt van het Joodse Pesach. Een wezenlijk onderdeel van dit gebeuren is de Seidermaaltijd. 1 van de belangrijke – niet te missen- onderdelen van deze maaltijd is het gekookte én gebakken ei. Dit ei staat symbool voor de kwetsbaarheid van het leven.  Is dat ook niet wat we ons in gedachten mogen nemen met deze feestdag? Dat ons leven een fragiele status heeft? Dat het zo voorbij kan zijn? En dat we juist daarom dankbaar mogen zijn met het offer van Jezus omdat Hij ons eeuwig leven geeft?

 

Niet dat ‘onze’ eieren van dit ritueel afkomstig zijn hoor – dat heeft te maken met de Germaanse godin Ostada die ooit een vogel (sommigen zeggen een kip) veranderde in een haas. Die haas mocht dan nog 1 keer per jaar de vogel uithangen om eieren te leggen. Die werden dan uiteraard verstopt omdat ze zo zeldzaam waren. Vandaar het verstoppen der eieren. Sommigen zeggen dat het een straf van Ostada was, anderen beweren dat de vogel juist van de vrieskou gered werd door deze transformatie. … En is dat ook niet iets wat voor de kruisiging telt? Sommigen die het als straf zien – anderen die zeggen dat het met redding te maken heeft?

 

Pasen, of welke feestdag dan ook heeft altijd 2 kanten. Ieder kiest ‘zijn’ zijde. Voor mij gelden beide kanten van de munt. Ik geloof in Jezus’ reddende offer en ben daar dankbaar voor en tegelijk ben ik dolblij dat deze dagen voorbij zijn. Wat een gedoe. Al dat eten is aan ons gezin voorbij gegaan. Niks geen eieren, noch dubbeldooiers, niks chocolade of matses met suiker … Voor ons gezin zijn de feestdagen altijd een drukke bedoening omdat manlief juist dan meer weg is, druk is en als gezin ga je automatisch in die drukte mee. Welke feestdag dan ook – hoe mooi de achterliggende gedachte ook mag zijn – geef mij maar het gewone huis, tuin en keuken leventje. Geen gedoe met opgedirkt naar de kerk moeten, met een fake-smile opzetten, vrolijk doen terwijl je dat eigenlijk helemaal niet bent. 

Pasen komt van het Joodse Pesach. Het betekent ‘overslaan’. Omdat het kwaad (dood) de Joden in Egypte oversloeg. Pasen heeft ook te maken met jezelf mogen zijn. Door Jezus offer en opstanding mogen we – zoals we zijn – zonder schroom de Almachtige naderen. Iets wat ik (juist) in de kerk niet (altijd) ervaar. Een dubbele boodschap dus.  Mijn hoop (als ik die al heb) is dat de kerk ooit écht een plek zal zijn waar het ‘Pasen’ is, waar je ongeacht je tekortkomingen welkom bent en waar het veroordelende je overslaat.  Tot die tijd sla ik Pasen stiekem liever over…

 

14

Onze jongste telg is vandaag alweer 14 geworden. Op onderstaande foto is hij een jaar of 8, zoon 2 is er 10 en de nichtjes een jaar of 7… Wat gaat de tijd snel. Onze natuurkundige, sociale, nieuwsgierige en hoogst volhardende (lees: eigenwijze) puber groeit veel te snel op.  In veel dingen zie ik mezelf terug: het faalangstige, het creatieve, zijn type humor, … het ‘gezien’ willen zijn. Maar ook manlief ontbreekt niet in zijn genen en niet alleen op uiterlijk vlak: hij kan net zo lui relaxed zijn, wil altijd dingen onderzoeken en ontdekken, het berekenen van mogelijkheden, zijn vermogen om mensen dáár te krijgen waar die ze hebben wil …

 

Anyway – nu is die alweer 14 … over een jaar of 4 / 5 gaat ie mogelijk studeren – laten we hopen in Den Haag of Delft en dat ie dan nog thuis wil blijven wonen … Want voor nu ben ik er nog echt niet aan toe dat ie het huis uitgaat. Wie moet ik dan om kledingadvies vragen? Wie krult anders ’s avonds nog ff lekker tegen me aan op de bank? Maar misschien dat ik er vanaaf anders over denk … de eerste jongens druppelen al binnen. 30 frikadellen, en evenveel broodjes, 6 grote zakken chips, 2 popcorn, 2 borrelnootjes en 15 liter frisdrank staat klaar … Laptops worden uitgepakt en uitgestald, muziek op speakers aangesloten, drinken geknoeid … De gameparty kan beginnen, ik verdwijn naar de keuken achtergrond en geniet van al dat jonge grut wat als een stel pups zit te stuiteren.

 

sara mobiel sept 2009 073

Foute boter bij de vis

Het christelijk visje wat menigeen op zijn bumper denkt te horen plakken hoort te zwemmen van links naar rechts – vind ik. Niet andersom. Andersom  gaat ie tegen de (christelijke) stroom in. Lijkt misschien een detail maar het Griekse woord voor vis is ichtus. Elke letter staat weer voor een ander woord wat zich laat vertalen in Jezus Christus, Gods zoon, redder. De ch van christus schrijf je als een x. De staart van de vis begint dus met de i (Griekse J) en de kruising naar het lijf is de x. Dus vandaar dat de vis van links naar rechts zwemt. Tenminste – zo leert mijn auti-brein mij.

ichtus_zilverNu kan ik me ook wel indenken dat niet iedereen met de stroom mee wil zwemmen (Hé, sounds like me). Only dead fish go with the flow – toch?  Maar als je als christenen tegen de stroom vd wereld wil inzwemmen, zul je toch samen moeten optrekken (ok, deze blog neemt een iets andere wending dan dat ik wil).   Maar het gaat er niet om of je het met elkaar eens bent of niet. Het gaat er  (thank G) niet om of je met de stroom mee of er juist tegenin zwemt – of het visje naar links of rechts kwispelt. Het gaat erom of je een visser van mensen bent.

In Mijn moment met God (wk 42) legt Tineke Tuinder uit dat er bij het vissen een aantal aandachtspunten zijn. (En ik maar denken dat ie kerels bij de waterkant gewoon even de hectiek van thuis wilden ontlopen.)

Anyway, wanneer je gaat vissen moet je weten op wat voor vis je vist. Bepaal dus je doelgroep.  Als je weet op welke vis je jaagt moet je weten welk aas hij lekker vindt. Of andersom: als je weet van welk aas (talent) jij genoeg hebt, pas dan je doelgroep aan.  Weet jij wat je doelgroep is? Bij wie jouw aas in de smaak valt? Vissoort (doelgroep), aas (talent)), en locatie. Waar ga jij vissen? Waar jij bent of waar de vis is?

Soms (eigenlijk meestal) ben ik bang dat we het in het evangelische wereldje helemaal fout doen. Dat we elke zondag braaf onze visuitrusting showen aan de andere potentiële vissers. Dat we de ene studie na de andere volgen, zingen en omslachtig bidden alsof we onze visuitrusting continue aan het uitbreiden en verfijnen zijn; steeds meer beter mooier en gesofisticeerder spul – en oh wat zijn we trots op wat we vergaren… Ondertussen zitten we als haringen in een ton, als sardientjes in een blik, maar als het op vissen aankomt vissen we achter het net en vangen we bot.

Wat gebeurt er als we toch weer tegen de stroom in gaan? Met de massale stroom mee dan? Niet om gelijkvormig met ze te worden… maar om ze te leren kennen. Om hen óns te laten kennen. Of wat als we eens beter nadenken over ons aas en of we die aan de juiste vis proberen te voeren? Bedenk wel, de vis wil áás, geen hengel – dus ga niet met een gouden hengel vissen.

Of misschien moet je ervoor uitkomen … dat je puur gaat vissen om onder de hectiek van whatever uit te komen, omdat het je ontspant, rust geeft, het je doelgericht maakt … het iets is wat je graag doet – gewoon omdat het – nouja – bij je past.

Geef aub een ons geduld bij dat pakje boter…

huilend kind2Ik ben in tijden niet zo opgefokt thuis gekomen. Voor wie denkt dat het komt doordat ik lekker door de wijk kan scheuren in mn 1.07-bakkie met giga knallende hard rock muziek die door de speakers dendert: nope, daar ligt het niet aan. Man wat een takkewijf vreselijk mens daarnet bij de Lidl.

Veel moest ik niet hebben dus haast ik me zonder karretje door de rijen naar het vriesvak, onderwijl snel wat blikjes energy in m’n tasje kwakkend. (Wees gerust, bij de kassa haal ik alles keurig uit m’n tas om af te rekenen.) Met de lievelingstaart van zoon 2 in m’n handen graai ik nog ff wat feta en kruidenkaas uit het schap en loop met grote passen naar de kassa. Ondertussen word de achtergrondmuziek de hele tijd overstemd door een huilend kind van ik schat een jaar of 6. Ik had het amper door, tot de vrouw voor me er een zogenaamd terloopse opmerking over maakt. De moeder negeert het kind én de opmerking terwijl ze stug alle boodschappen in haar kar laadt. Het mens tussen ons in wipt van het ene been op het andere, rikketikt met haar vingers op de band, zucht een paar keer opvallend en kijkt in het rond wie allemaal ziet hoezeer ze zich ergert aan die jankende kleine.

Wanneer de moeder klaar is geeft ze vriendelijk doch kordaat een hand aan het kind en loopt stilzwijgend naar buiten. Ondertussen bliept de kassa en richt de kassière zich vriendelijk naar de volgende klant; dat heu vreselijk ongeduldig mens (ja ik hou me in). Haar glimlach vervaagt snel wanneer de behoorlijk volslanke dame met warrige pluizenbol haar betoog afsteekt: “Als dat mijn kind was geweest …”

OMG ik denk dat ik ontplof!!… Hoe schandalig het was, belachelijk, dat ze het kind buiten had moeten laten staan of op z’n minst even flink had moeten aanpakken bla bla. ‘Hou je in.’ Spreek ik me inwendig streng toe. ‘Hou je in.’ Ze rekent af en omdat de kassière haar onzeker negeert begint ze uit te halen naar de mensen in de rij naast ons. Hetzelfde commentaar herhaalt zich van voor af aan. ‘Oh boy. Hou je in Saar!’  En dan begint er een onbekende ouwe tang mee te lullen over hoe schandalig het is, de kids van tegenwoordig. De ene vrouw bekt en klaagzangt tegen de andere. Ik kan ondertussen niet afrekenen omdat de kenau vrouw voor me nog in de weg staat met al haar bombarie. En dan gebeurt het; ik hou het niet meer.

“Jij weet helemaal niets. Jij weet niet of haar oma net is overleden. Jij weet niet of het kind een handicap heeft of ze pijn heeft. Jij weet niet of vader het thuis net is afgebold of erger …. Jij weet helemaal niets, dus hou je oordeel voor je en koop liever wat geduld.”

Ik sta te trillen op m’n benen. Het is muisstil. De kassa verderop bliept een paar keer terwijl ik afreken.  Wanneer ik naar buiten ga glimlacht de kassière weer.

 

 

foto van deze blog gepikt.

Omhoog ↑