“Mam, ik werd net door een jongen bedreigd, hij zou me neersteken!” Zoon 1 komt stuiterend binnen. Hij is nog heel, ik zie geen bloed, haal rustig adem … “We waren aan het fietsen, komt er zo een jochie van 13 voorbij die helemaal begint te schelden enzo … komt ie op me af met ‘Wil je vechten of zo? Ik steek je neer! Vecht dan, durf je niet?’ Maar ik bleef gewoon rustig en heb gezegd dat er een verschil is tussen niet durven vechten en gewoon geen strafblad willen…”
Zoon 2, gevolgd door de betrokken buurjongens, roept vanuit de gang “Ik heb hem van ‘m afgeduwd toen hij begon te slaan! Hij moet van mijn broer afblijven, dus heb hem echt wel een flinke douw verkocht!”
Uiterlijk blijf ik kalm – uiteraard – maar intussen heeft mijn hartslag gevaarlijke hoogten bereikt, ratelen m’n hersenen op volle toeren en wedijvert mijn emotie met mijn verstand.
Het blijkt een knul uit de straat te zijn… Volwassen omstaanders hebben hem weggestuurd zodat zoonlief naar huis kon. Ik denk niet na – dit pik ik niet – “Waar woont die?” Hoogst verontwaardigd en vol strijdlust marcheer ik naar de moeder van dat spul.
Ergens, in die paar meters die onze voordeuren van elkaar scheiden, moet ik ietwat bij zinnen zijn gekomen want het lukt me om zonder verwijt even kort de situatie te schetsen en haar te bevragen naar haar kind. Even deinst ze achteruit. “Ik val je niet aan” zeg ik vriendelijk “Ik beschuldig je zoon nergens van: mijn kids hebben hun ervaring als waarheid en die van jou de zijne … de echte waarheid zal wel ergens in het midden liggen, maar ik dacht dat we als moeders maar beter 1 front kunnen vormen en het lijntje naar elkaar kort moeten houden.” (Waar ik die wijsheid vandaan haalde: ik heb geen idee, noem het maar een goddelijke ingeving.)
Buuf 1 blijkt in deze wijk te zijn opgegroeid. Heeft jaren in Den Haag gewoond maar kon nu eindelijk terug. Ze kennen haast iedereen uit de buurt. Haar zoon blijkt echter veel moeite te hebben met het verhuizen van de stad naar dit durp… al zijn vrienden heeft hij moeten achterlaten… Daarnaast heeft hij een hele geschiedenis van persoonlijke moeiten en hindernissen. Op school gaat het totaal niet goed, zeg maar gerust heel fout. En als er dan ook nog 5 pubers voor je gek op straat lopen te doen… Je zou van minder agressief worden. Maar moeder belooft hem aan te pakken.. Vervolgens belanden we in een geanimeerd gesprek en ik ontdek dat het echt een stel lieve, leuke, hardwerkende mensen zijn. Zij hindoestaans, hij katholiek. Ik vertel dat ik in het onderwijs zit, hier vlakbij werk en dat manlief als dominee maar 1 dag in de week wat te doen heeft 😛 – Dat gegeven is weer direct de aanleiding om het over het parkeerprobleem in de wijk te hebben… over hoe vervelend ze het vind dat buuf 2 hun straal negeert, dat vroeger haar zoon al verboden werd met haar te spelen omdat ze buitenlanders waren … en het idee volgt om een keer een straatfeest te organiseren… dat doet de sfeer in de buurt misschien goed…
Ondertussen tikt de klok vrolijk 1,5 uur verder en zijn mijn pubers uitbundig en gezellig met 3 andere buurjongens een balletje aan het trappen alsof ze de topspelers van het WK zelve zijn. Het zonnetje schijnt – de lucht was geklaard – een mooi einde van de dag zou je denken… Ja, tot die buuf 2 naar buiten stuift. “Rotjongens! Rot op hier! Stelletje aso’s, maak dat je oprot!”
“Oh! Moet je er niet heen?”
“Nee hoor, mijn kids zijn 16 en 14: ik wil eerst even zien hoe ze dit oplossen.”
Ze schuifelt even zenuwachtig heen en weer. We horen 1 van de jongens (niet de mijne) een brutale sneer geven en zien zoon 1 rustig naar hem toelopen en hem terugduwen tot naast onze schuur, uit het zicht van de kokende dame. Ik krijg geen kans om trots te zijn dat hij zo rustig en volwassen reageert. “Dat achterlijke gevoetbal van jullie ook! Jullie maken alles kapot met dat gestamp. Rot op hier! Weg met die voetbal. Ga weg!”
Zoon 1 is weer de volwassene in het geheel – kalm antwoordt hij iets – al hoor ik niet wat. Maar de club opstandige schooiers wordt door hem ons huis in gedirigeerd. Even is het rustig, lijkt de boel gesust, maar dan komen ze weer ten tonele. Met de basketbal. Alsof er geen vuiltje aan de lucht is gaan ze wederom helemaal op in hun spel en dribbelen naar hartenlust van de ene naar de andere kant van het steegje. Typisch autist trouwens… zeg dat hij niet mag springen op de bank en hij gaat vrolijk verder op de stoelen …
Ondertussen loopt buuf 2 giga-rood aan en ontsnappen er wolkjes stoom uit haar oren. Over de bosjes heen geeft ze me een blik die … werkelijk waar … als het kon was ik op langdurige visite bij Lucifer geweest… “Ze wacht op je.” Hoor ik buuf 1 fluisteren. “Wat zou het een stunt zijn als ik nu via de andere kant naar huis loop hé” “Nou, het is een behoorlijk aparte dame, ik weet niet wat er is met haar … “
Daar ga ik dan – ik waag onderweg nog een afleidingsmanoeuvre “He, jongens, wat zeggen jullie van wat lekkers en wat fris bij ons?” De pubers trappen erin. Buuf 2 niet. Als een tsunami walst haar tirade over me heen. Mijn psychologische tactiek van ‘Oh wat vervelend voor je.’ en ‘Wat lastig dat je dat zo ervaart.’ gaat aan haar voorbij. De vloedgolf van verwijten blijven in stormachtige golven op mijn schouders breken. De buurjongen van de hoek trekt het niet en geeft haar een grote mond. In een reflex zet ik mijn strenge juffenstem op, priem mijn vinger zijn kant op, zet hem op zijn nummer dat hij volwassenen zo niet aanspreekt en vertel hem met een knipoog de weg naar mijn koelkast. De jongens verdwijnen, helaas geldt dat niet voor de stroom van verwijten aan mijn andere zijde.
“Het is toch werkelijk van den zotte dat ze hier in dit steegje moeten spelen?” en “Bla bla bla” (Sorry er kwam ineens pieptoon waardoor ik niet alles hoorde wat ze zei.)
Anyway, ik schat in dat het geen nut heeft te argumenteren met het feit dat er nergens anders plek is, overal auto’s staan en dat de heertjes eigenlijk heel leuk en sociaal bezig waren, dat ook pubers hun ruimte nodig hebben, al is de bebouwing nog zo krap… Dus hou ik het bij: “Ik vind het heel vervelend voor je, maar ik deel je mening helaas niet.” Oeps, fout geantwoord “Bla bla bla!” Weer reageer ik heel rustig met “Tja,lastig, maar ik kijk er toch anders tegenaan.” Haar ogen knijpen zich dicht, haar stem verlaagt zich dreigend en ze buigt zich met een verwijtende vinger naar me toe “De hele buurt is het met mij eens, wedden? En je kan wel met die asolui daar heulen en lopen smoezelen met die op de hoek maar weet jij wel hoe vreselijk irritant het is om iedere keer dat geluid van die stampende bal te moeten horen?”
Heu? Die lieve hardwerkende buren asolui? Waarom? Omdat ze een kleur hebben? Smoezelen met de buren op de hoek? Bedoelt ze misschien die gezellige afgeslankte beer van een vent die altijd een vriendelijk woord heeft voor iedereen?
Ik moet weg voor ik … wat een … De goddelijke ingeving blijft achterwege terwijl het laatste beetje waardigheid verdampt en het vermogen om christelijk te reageren als sneeuw voor de zon verdwijnt. Ik wil me omdraaien en weglopen maar dan flapt het er toch nog net uit: “Misschien moet je oordoppen proberen.”
zucht … dat straatfeest moet maar effe wachten …